De wolvin met gele ogen

16 apr 2025 · 8 keer gelezen · 1 keer geliket

In een klein dorpje, gelegen tussen hoge bergen met oude bomen en nog oudere magie zingen de stamoudsten voor hun god. Ze loven hem, spreken tot hem, offeren voor hem, geven hun voedsel en zekerheid op voor hem en bidden tot hem, met niets dan hoop op een antwoord. 
Ze zingen over wolven.
In de tijden voor die dag, was er nog nooit iemand geweest die zo'n beest gezien had. Niemand was ooit getuige geweest van haar scherpe tanden die glinsterden in het maanlicht, niemand had haar zilveren vacht die helder afstak tegen het rood van het bloed op haar poten gezien en al zeker niemand had haar ogen ooit gekend, die ogen vol gevoel, als een onbegrijpelijke, woeste storm die op je afraasde. 
Toen dook het wezen op in hun bos. Het verscheurde hun hindes en hun konijnen en hun kinderen als ze te ver afdwaalden. Geen van hen had ook maar enig idee waar ze vandaan kwam of wat ze was, en dus keerden ze zich naar de hemel voor antwoorden.
Hun god reageerde niet meteen. Het was pas toen hun leider een schaal vol wijn en geplette abrikozen boven zijn hoofd hief, het lied overschaduwde met zijn gebed en smeekte in de naam van de kinderen die ze kwijt waren dat hij met de zwarte ogen van een bezetene de lege schaal terug op de grond zette en zei:
“De wolf jaagt, dag in, dag uit, omdat alleen ons vlees eetbaar voor haar is. Ze neemt onze kinderen omdat onze aarde haar vergiftigd en ze wil leven, ze wil zo graag leven. Maar zie hoe ze elke dag huilt naar de maan, haar thuis, haar wereld, waar de raven haar van hebben bestolen. Zie hoe de rouw in haar ogen woelt wanneer het bloed haar bek bevlekt en de dood aan haar kleeft. Ze verlangt naar haar thuis, mijn vrienden, dus laten we haar in stilte laten treuren om dat wat ze verloren is. We verbranden onze doden en snijden hun assen in onze huid, geven hen wat hen toekomt en schenken dan ons woud aan de wolvin. Wees niet hoogmoedig, en probeer geen wraak te nemen. De vrede zal heersen zolang we deze overeenkomst respecteren.”
Wanneer de ogen van de man terug donker, diepgroen kleurden en de god hun gebedshuis verliet stond het meisje tegenover hem op. Zij was de priesteres die het koor leidde. Ze sloeg drie keer op haar borst, slaakte een kreet die het koor stop zette en spreidde haar armen. Voor haar hele dorp om te horen riep ze:
“Laat het geweten zijn dat een monster bij ons leeft! Laat het geweten zijn dat verdriet en pijn haar wapen is, niet haar tanden! Laat het geweten zijn, vrienden, hoed u voor de geelogige, de voormalige bewaakster, onze vloek!”
De mensen hoorden haar aan. Ze deden wat hun opgedragen was, ze hielden hun kinderen weg van het woud met verhaaltjes en sprookjes die de kleintjes fluisterend aan elkaar doorvertelde. De moedigsten van hen kerfden paden om de rest van het land te bereiken zonder de wolvin te storen, hun jagers bekeerden zich tot de landbouw en hun houthakkers begonnen met graven naar steen om hun huizen te bouwen. Ze bleven weg van haar.
En terwijl de mensen afscheid namen van hun woud was er de wolvin. Zij keek naar boven, naar de maan die grotendeels verborgen was achter dikke wolken en ze huilde. Ze huilde omdat ze niet wou sterven en ze huilde omdat ze moest doden om te leven. Ze huilde, en ze blijft huilen, want als deze wolvin uiteindelijk haar leven zal geven aan een pijl die door de lucht vliegt zal haar dochter ook moeten doden en leven en er is geen manier waarop zij die cyclus kan stoppen. 
Ze was een monster. 
En ze kon er niets aan veranderen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

16 apr 2025 · 8 keer gelezen · 1 keer geliket