Een merel pinkt het alarm voor "naderende kat".
Een wandelaar wandelt vlug voorbij. Ik schrijd naar een zitbank in deze hoek van het park.
Autolichten zijn inmiddels ontstoken. Een tram piept voorbij. Een stadstank staat dreigend op een oprit. In het raam op de eerste verdieping staat een televisie blauw en wit te flikkeren.
De wind valt nu helemaal stil en twee wandelaars wat verder spreken tegen elkaar. Mocht ik moeite doen, ik zou hen verstaan, maar aan de intonatie hoor ik dat het een oninteressante, lege, huishoudelijke discussie is.
Twee meisjes zijn me taterend gepasseerd. Hun gesprek had me wél geïnteresseerd, maar toen ze achter de haag verdwenen werden ze vervangen door een cilindrische vrouw met een lijn waaraan een soort hond hing en huppelde. Iets wit, iets furry, iets dat ongetwijfeld een aandacht krijgt die ik alleen als misantroop kan beschouwen.
Ik probeer neutraal te blijven. Decor te wezen.