In vergelijking met mijn vrienden die moeiteloos anekdotes, nieuwsfeiten en tekenfilms uit hun kindertijd oprakelen, herinner ik mij weinig van vroeger. Ik weet waarover ze spreken, maar ik zou er zelf nooit in detail over kunnen praten. Alsof ik die herinneringen in de kelder van mijn geheugen heb gelegd en wacht tot iemand anders er het stof van afblaast. Is het luiheid of denk ik te weinig terug aan wat is geweest? Een dagboek heb ik alleszins nooit bijgehouden.
De dag dat ik met u naar de Zoo ging, heb ik wél goed onthouden. We gingen te voet via de Voetgangerstunnel van Linkeroever naar ‘t Stad. In mijn herinnering duurde dat een eeuwigheid. Alsof we onder het Kanaal naar Engeland liepen en niet onder de Schelde. Ik voel ook nog de angst van toen voor de oneindig lange houten roltrap die een perfecte timing of acrobatie vereiste. In de Zoo zie ik ons bij uw geliefde apen en aan de ingang van het reptielenhuis staan. Ik zie enkele beelden, maar ik hoor geen woorden. Dat frustreert me soms.
Ik vraag me af wat er écht is gebeurd die dag. Misschien vertaalde mijn angst voor de roltrap zich in hysterie, en hebt ge zelfs een moment gedacht om terug te draaien. Ge hebt ongetwijfeld uitgebreid verteld over de apen en over de Gust: de bekendste gorilla van het land die alleen u in vertrouwen nam. Misschien leefde Gust toen nog en hadden jullie een moment van herkenning, gescheiden door een kil venster in het apengebouw. Dat moet een emotioneel moment geweest zijn. Tenslotte was hij als een tweede kind voor u. Ik vraag me ook af of ge toen oud-collega’s bent tegengekomen. U kennende hebt ge in dat geval gestoeft over mij, dat braaf manneke. En mogelijk hebt ge achteraf, met gedempte stem, tegen mij uw beklag gedaan over die collega’s. Ik zie zo uw beminnelijke deugnietengrijns voor mij.
Kon ik onze dag maar openslaan als een fotoboek, bompa.
Ik probeer 1 keer per jaar met de kinderen naar de Zoo te gaan. Ik vertel dan over u als we voorbij uw foto met de Gust wandelen. Ge zoudt trots zijn op die poster, want ge waart een fiere man. Ge waart dan ook de enige die, zonder uitzondering, een stropdas droeg onder zijn werktenue. Die genen heb ik niet van u geërfd, maar ik ben wel een braaf manneke gebleven. Ook daar zoudt ge fier op zijn.