Het is wonderlijk hoe handen
naar je toe groeien als je ze maar lang genoeg bekijkt.
Maar ik luister.
Ik luister hoe jij woorden aaneenrijgt.
Jij bent zo volzinnig
en ik ben heel sterk
in doen alsof.
Ken jouw polsen nu al van buiten,
broed op een openingszin.
Zoiets als:
de muren van mijn kamer zitten jou
geloof ik als gegoten.
Dus ik zwijg
en hang thuis nog wat extra posters op
om de ruimte optisch te verkleinen.
Maar morgen,
morgen schrijf ik jou een brief.
Pen op papier want dat loopt
zo lekker uit.
En dan staat er:
Ik wil jou,
dichter,
op mijn huid.