We zetten twee punten,
verbinden ze tot een fragiele lijn.
Geluk zit in een klein hoekje.
Zij zette een derde punt,
van rechte lijn naar open bek.
Het geluk is een stuiterbal.
Ze ving het op met open handen,
gaf het een trap met woorden.
Ze is poëet, moet je weten,
De derde zijde dichtgetrokken.
Een vrouw.
Een man.
Een vrouw.
Een driehoek.