'Geef me een reden om vannacht niet dood te gaan.'
Ik kan je duizend redes geven, maar die vraag je niet. Je wil het ene horen. De zekerheid. Je wil je vastmaken aan het anker dat je naar de bodem van de zee moet brengen. Een donkere plek waar je nooit meer hoeft te ademen. Ik moet je redden. Ik moet je genade schenken.
Als ik je hoor praten, dan hoor ik de echo's van je jeugd. Ik hoor de cowboys en indianen dat door het bos rennen met gebroken stokken en vuile broeken. Ik hoor, in je stem, de ruziënde ouders van een tenger meisje dat eenzaam in bed ligt. Ik hoor de stem van een dronken jongen dat iets in haar oren fluistert en ik hoor haar denken; is dit dan liefde?
Ik hoor de stemmen van de personages uit je favoriete boeken. Ik hoor de stemmen van de truecrime podcasts waar je s'nachts naar luistert. Maar in dit alles mis ik jouw stem.
'Je bent een geest geworden,' zeg ik. Of dat denk ik toch te zeggen maar ik kan je niet recht in de ogen kijken en je doodschieten. Laat dat maar over aan de westerns, de mannen die uit een ruwe steen zijn gehouwen. Mannen die niet eroderen maar verbrijzelen als maalstenen. Ik kan hoogstens een kus geven op je wonden. Net genoeg om nog een nacht verder te kunnen. Net genoeg om me nodig te hebben.
Je mag nu niet dood, want ik heb je nodig.