ik wil wel eens veranderen
van plek en van planeet
zo sprak de berg
als er een ufo is
die hier straks landen wil
dan ga ik zeker mee
ik ben het beu
want elke dag opnieuw
dan is hij daar
die snuiter met zijn bol
hij zegt dat hij niet anders kan
dat ding moet steeds omhoog
op zich is dat niet erg
dat hij zijn strijd herkent
zo denkt allicht elk wezen
toch wil ik gewoon weg
van hier en al dat leed
het laat me niet gerust
de top is trouwens veel te hoog
zo sprak de kam
de lucht is ijl te dun
er is gewoon geen plaats
daar op die spits
echt alles valt eraf
het rolt gewoon
weer naar omlaag
tot in die plooi van niemendal
de aanvraag heb ik ingediend
een eeuw of twee geleden
bij die brave slak
ik weet een aardemens
vraagt zich dan af
wat mij bezielt
mag dan die zonderling
zijn ding gewoon niet doen
slechts beterschap betrachten
stijgen wil hij toen en nu
om kalm te overzien
hetgeen hij achterliet
spijt en kwel ze mogen
beiden kleiner worden
het knagen aan zijn ziel
door wezens uit de laagvlakte
het mag voor altijd stoppen
verlaat voorgoed dat hart
gij moeizame magneet
wat hij ook probeert
die bol is van metaal
hij laat gewoon niet los
tevens is het domweg daar
het zijn dat hij ooit kreeg
de jongen knikkerde eerst nog
hij zag ervoer hoe alles
scheef verkeerd verliep
wanneer een kloof verscheen
gepoogd wordt toen en nu
hij moest hij zou
het licht heroveren
geen hinder meer ervaren
niet van bol of strijd
noch van de zure tijd
ik ben er bijna
denkt hij telkens weer
ik zie weldra de top
daar staan ze dan
die alien dat ruimteschip
ze komen elke dag
ze tonen dan altijd
dat formulier gekregen
van die slome slak
de ruimtevaarder vraagt
aan berg en knaap
is dit geschrift van u
helaas besef en weet
dit alfabet is vals
de ogen van de berg
zij liegen over alles
over hoogte en verlossing
niets zal helpen
jongeman jij enkeling
wat je getekend hebt
als kind was mooi
je pen was echter
toen al bijna leeg
het wolkendek verzweeg
hoe grijs de mist kon zijn
waar je de top
verbergen moest
het is te wazig in jouw hoofd
verdriet vervuilt jouw blik
je vingers weten niet
waarom de tinten zich vergissen
die roest op jouw metalen bol
noemt zich geen zacht oranje
enkel onze zon is warm
ik ben daar al geweest
zo sprak de ruimteluis
tot hem die heuvelreus
tot de magneet dat hart van hem
die knaap met zijn manhaftig streven
er is geen barst noch schedelbreuk
waardoor een kabel kan
waarin ik duiken zou
er is helaas geen beter leven
voor een berg als jij daarom
echt niemand mag er mee
het heeft geen zin
vertelde hij de jongeling
dat ik een truc bedenk
mijn brein is vreemd aan dit bestaan
alles wat jij voelt of denkt
spookt enkel in dat hoofd
de bol is ooit gemaakt uit erts
dat enkel hier te vinden is
ik had nog nooit gezien
hoe zwaartekracht alleen
zo lastig durft te zijn
een wezen kwellen kan
ik ben weer weg tot ziens
de ledigheid zij roept
de ruimte wil wat soep
die smaakt naar meer
maar niet naar aarde
zuur of bitter einde
ik doe zoals gevraagd
door stilte en het niets
vaarwel mijn dwerg gij bult
tot morgen mag je denken
hopen kan altijd
ik moet nu voort
ik ben slechts de piloot
van alles wat nooit komt
misschien hetgeen
waarvan jij dromen zult
uit de reeks 'Waanhoop'