Een berg die opstaat - episodes I-VIII

15 nov 2019 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket

I

 

 

een weinig voor de hand liggend landschap ademt ook. ik adem mee

zonder wroeging of onschuld en heilig zijn.

wanneer de proza-industrie nee zegt stop ik ermee.

bomen, wind, alles.

kreten, woorden, alles doet mee.

een passant fluistert me een belediging in het goede Oor.

ik ken het landschap maar al te goed, hier panikeren de objecten,

de dingen die zich aanpassen.
de essentie: mee weigeren tot de dood die we kunnen sterven.

brood eten en hongerspelen in een ver verleden dat zich een weg baant

naar het vrome heden. kanjers van bazen praten enkel en alleen

met iedereen en wees eerlijk: je ademt je diep ingedoken

bibliothecaris -isme tot een archivaris aan flora.
de plantentuin van Gent in je hoofd goochelt witte rook.
Oor hoort alles dus ook de associatieve gestiek.

een berg doemt op, waarom zou je niet omarmen wat je aanraken kon:

een weinig voor de hand liggend landschap dat ademt en daarom

dat je mee-ademt.

 

 

 

 

II

 

 

je verdenkt je zelf van eigendom.
een kleine god leeft zo in je voort en je bepaalt je lot andersom.
jij die jij kijkt in mij. leef zo in me voort aub.

een nieuwe passant die meewarig aandacht schenkt aan de benen.

opwaartse vloeiende bewegingen die aarde zijn.

Oor en hand en tand en mens zijn.
zodoende je hulp biedt aan de mechanismes die messcherp

waarheid propaganderen en deze inbedden.
anekdote: ik kende mezelf toen nog niet, enkel

in de anderen zag ik de lichaamsdelen verdrinken.

alles participeert in de handelingen des dood,

jezelf verdenken, passeren doe je passief, communicatie

post propaganda en nee, nee aan de adem, terwijl

op de hoek van de straat de hoek van de straat opstaat

en zich manifesteert tot blokkade, nee aan deze mensen

die de zeg zeggen zonder meer, terwijl op kantoorgebouwen

het bloed de handen van directeur abc zuivert;

nee.

ik ontdoe mezelf van een god.
water de woorden, ken de beginselen en een religie begint.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

III

 

 

jezelf in fauna gekleurde aangrijpende fauna veranderen

om je aders te doen vernauwen en dichter bij een mythologie te staan.
de adem van de daken roepen, doe je het hiervoor of

aanschouw je andere wezens in ingewikkelde dromen over alles en

niets dat nog onzeker zonder mening blijkt.

jezelf groen kleden dan maar, de oase lijkt wel onuitputtelijk als

jij je in zijn schoenen zet.

adem jezelf tot mens; dan ben je te weinig voor mij.

op straathoeken verzamelen met te weinig om de schreeuw der

ambivalentie op te wekken uit een slaap die smaragdgroen een bezit

lijkt.
hoor: de vergevorderde dood van de winter die nadert.

als je elk spel als wrange nasmaak ontziet valt er namelijk niet meer te spelen.
wij leven om de botten heen, klauteren de berg op, het erfgoed,

bivakkeren om de stroom die alles omgeeft en drijven mee in

een toekomst met écht geluid.

tot je jezelf in zijn schoenen ziet. je verliest een haar daarbij.

 

 

 

 

IV

 

 

kijk nu, een pre-sekte die anders is.

kijk: gewaarwording.

dan de ontreddering en dan de toekomst, landschap.

op meerdere plaatsen ontstaan stromingen zonder geheel gevrijwaarde setting.

ik leg me erbij neer, hier is niets dat veel is, en mensen

zijn van een bepaald begrip dat ik terloops naast me neer kan leggen.
ik leeg de rivier in een hand die ik had.
wij kijken naar de verduistering die altijd weer optreedt.
kwaliteit een verdubbeld begrip.

een pre-sekte leeft in tropen en exotisch genoeg verspreid hij zich niet.

daar: de toon is gezet.

 

 

 

 

V

 

 

in een ogenblik ontbreekt de afstand die we met zijn allen

vergooien in de aanval.

zo’n ogenblik: het waait en de huizen staan nog krom,

wezens werpen schaduw op de klimaatheersers en ik tik

op een Tourette-patiënt.

de ziekenkas is leeg, de boeien worden geworpen,

je woorden zijn hol, de kaviaar is op.

het stormt, wij met zijn allen.

kun je jezelf aan me geven.

daaromtrent een contract dat ik zal opstellen met enkele waarachtigheden

die aan stroom ontbreken.

geluid dat je uitkraamt versta ik nog niet.

VI

 

 

zonder je geloof in jezelf te verliezen, zonder meer:

het zwembad is geleegd, net zoals het huis.

verplaatsingen binnenin.

een maag die niet meer wil of kan.

zo verloor je de akte van wellust.
ik verdrink je niet langer, er is niet genoeg H2O voor ieder

kwaad dat in mij broedt.

zolang je er nog in gelooft heb je me maar op te bellen via

de moordlijn.

quasi onberekenbaar sluipen mijn woorden zo verder.

ik die de wil wil.

een verknipt krantenartikel zegt me dat ik meer zou mogen willen.

dat is een understatement en ik.

 

 

 

 

VII

 

 

panikeren doe ik in je achterhoofd.
er heeft zich een landschap gevormd, dat weinigen zullen beklimmen.

van punt A naar B: een gang door het Oor en weer terug.

 

 

 

VIII

 

 

goederen op een treinvaart naar de overkant. op en ook weer af

de berg langs beide kanten en de weerszijden mijn hoofd hebben hoornen.

import: een gebalanceerd gedoe zonder gevrijwaarde hel.

export: de andere kant van de munt die vrijwel onmiddellijk op zijn staart trapte.

goederen op een hoog tempo de berg af dansen en

kilte oproepen. dan de kans grijpen om erin op te gaan;

jij die je haar goedlegt, ik kijk keurend toe: een 6.

mensen en alles daarbuiten: een goed.

onderhandelen, veranderen: metamorfose.

amfibie die sceptisch is over zijn soortgenoten.

de trein die halt houdt in het gladde verwantschap en zo ook ik

die de benen influistert met film. vastleggen.

passief de gebergtes passeren en kantelen, we zijn op het hoogtepunt

ook dat alweer voorbij de sissende klanken van de waanzin in

en wij keren de kar naar mijn rug.

wij leerden de volharding passeren in een vingerknip en

praten luider tegen elkaar.

de spraak des leegtes vult de tongen met een hartkwaaltje.

paniek pro habitat; hier wil je wonen en blijven.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

15 nov 2019 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket