Om het avondeten te laten zakken proberen we na die laatste hap nog een blokje om te gaan. Al is het eigenlijk niet onmiddellijk na het eten, maar na de onvermijdelijke afwas. We rapen onze moed bij elkaar en we gaan de deur uit, om toch maar die 10.000 stappen per dag te halen. Dus in feite om die al even meedogenloze weegschaal ’s morgens te vriend te houden. Al wil dat wel eens tegenvallen. Net als die afwas. Maar kom, we waren bijna thuis, toen we uit een garage een fiets zagen komen. Een jongen van pakweg 10 jaar duwde die vooruit en niet lang daarna kwam zijn -wellicht- zusje ook naar buiten met haar bloemenfiets. U hebt ze ongetwijfeld al gezien, zo een fiets met een hele reeks bloemen aan het stuur. De jongen sprong als een volleerd ruiter op zijn kleine stalen ros en zijn zus, het bloemenmeisje, had moeite om hem te volgen. We hoorden hem roepen. “Kom, snel, wij fietsen langs hier, hun hebben denk ik de andere richting genomen. Dat is grappig.”
Nu moet u weten, even voordien was ons al een vrolijke bende fietsende kinderen voorbijgestoken. Waarbij die niet toevallig naar dat huis keken, waar broer en zus even later buiten kwamen. Hij wilde ze dus tegemoet rijden, maar koos toch dezelfde richting. Ze fietsten dus in de achtervolging. Met andere woorden, zijn grappig plannetje zou mislukken. Ik meende nog te roepen. “Nee, ze zijn ook die kant uit. Jullie fietsen ze nu achterna.” Maar ik besloot om het niet te doen. Laat hem maar fietsen, dacht ik. Dan had hij het maar moeten zeggen dat “zij” de andere richting hadden genomen. In plaats van die tenenkrullende ‘hun hebben’. Het zal hun leren.
Juist is juist. Dat zegt mijn weegschaal trouwens ook altijd.