Proloog
Je moet weten: ik haat maandagen. Het is de eerste dag van de week, net na een weekend en dat irriteert me matig. En al zeker vandaag, ik heb een rothumeur en ik moet met de fiets naar school omdat we een uitstap hebben. Dat is waarschijnlijk nog het beste van vandaag en ik hoop dat dat het goed maakt. Maar ik ben niet zo’n fietser en naar school fietsen is ongeveer 17 km. Ja, voor mij is dat veel! Ik fiets normaal gezien helemaal nooit, maar vandaag moet het en ik kijk er super hard tegenop.
1. Story
Mokkend controleer ik mijn banden. Ze moeten hard genoeg staan, want ik heb een hele rit voor de boeg en ik wil niet stoppen voor zoiets stoms. Gelukkig heb ik altijd een klein fietspompje bij voor noodgevallen. Ik prop mijn tas in mijn fietstas en stap op. Ik weet dat de weg lang en saai gaat zijn, maar ik zal me er wel doorheen worstelen. Ik vertrek snel, voordat ik nog van gedachten verander en me ziek meld. Ik ben niet zo graag ziek, dan moet je dat allemaal inhalen en dat is ook weer zo veel werk. Gelukkig heb ik niet zo veel tegenwind, misschien wordt dit toch niet zo’n ramp. Ik zet mijn zonnebril op en hoewel het nog maar maart is, schijnt de zon en is het zeker vijftien graden. Ik heb dus ook niet een al te dikke trui aangetrokken en de zachte bries voelt heerlijk aan na een tijdje. Ik ben ongeveer een kwartier onderweg als ineens mijn ketting eraf ligt. Het moet mij natuurlijk overkomen en ik zit op een lange rechte baan met nergens huizen, dus hulp vragen zal zeker geen optie zijn. Ik bekijk wat er mis is gelopen en zie dat door mijn eigen stomme fout het koordje van mijn tas er tussen is geraakt. Dom natuurlijk! Met mijn onhandige handen probeer ik het er tussenuit te trekken. Gelukt, nu die ketting er nog op krijgen! Dat lukt dus voor geen meter. Ik rommel wat en zie hoe mijn handen steeds zwarter worden van de olie op de ketting. Ik zucht eens diep en sta op het punt het op te geven. Ik zal maar te voet tot het eerst volgende huis moeten lopen en daar om hulp vragen. Ineens stopt er iemand naast me. “Hulp nodig?” vraagt de jongeman. Mijn hart maakt een sprongetje. Een jongen die niet meer dan drie jaar ouder kan zijn dan mij stapt af van zijn eigen fiets terwijl ik stamel: “Mijn ketting ligt eraf.” Ik klink wel ongelooflijk zielig op die manier. Wat moet hij wel niet denken? Hij kijkt er eens naar, friemelt er wat aan terwijl ik de fiets vasthoud. Nog geen tien seconden later ligt de ketting er al weer op. Is hij superman of zo? Mij lijkt het onmogelijk om dat zo snel te doen! Ik kijk hem aan en merk dan pas hoe lekker hij eigenlijk is. Hij grinnikt. “Euh, bedankt hoor,” zeg ik wat zenuwachtig. “Graag gedaan!” Als ik de fiets terug op de standaard zet en er omheen loop, merk ik pas dat ik een grote veeg op mijn broek heb gekregen. Ik heb gewoon de fiets vast gehouden en dan gebeurt er dit! Ik kan ook niets goed doen. Als de jongen ziet wat ik net heb opgemerkt, verontschuldigt hij zich. “Sorry, hoor.” Hij kijkt er wat bezorgt naar, maar ik zeg meteen: “Het is niet erg, mijn vader wast dat er wel uit.” Hij grijnst en ik bedank hem nog maar een keer. Hij lijkt wel een door God gezonden engel! Dan merk ik pas dat ik hem nog steeds aan staar. Waarschijnlijk lacht hij zo omdat ik knalrood aan het worden ben. Snel stap ik op mijn fiets en schaam me dood. Het is natuurlijk mijn eigen domme fout dat ik zo vies ben geworden en ik weet dat hij dat ook wel weet. Wat een lieve jongen! Het lijkt wel alsof ik vleugels gekregen heb en ik fiets aan een stuk door naar school, waar ik maar net op tijd aankom. Als hij me niet had geholpen, was ik nu te laat geweest!
The End!