‘Tien minuten per dag, meer moet het niet zijn.’ Ze veegt met de palm van haar linkerhand het streepje melk op haar bovenlip weg. De koffiemok in haar andere hand bengelt gevaarlijk nonchalant over de tafel. Wanneer ze spreekt, spreken haar armen en handen mee. Dat geeft haar een komisch uiterlijk, alsof ze zich steeds verdrinkt in het uitleg geven van iets wat de ander niet lijkt te begrijpen, alsof ze het belang van haar zeggen wil onderstrepen. ‘Het staat geschreven in handleidingen, in magazines voor trutten – al dan niet online, of erger, op zelfhulp websites voor beginnende schrijvers.’
Ik krijg elke dag wel een melding in mijn mailbox. “Grijp die kans nu!”, “Jouw laatste 12 uren gaan nu in!” en “Echt, wil je mij nooit meer terugzien? We betekenden zo veel voor elkaar.”
Tien minuten discipline per dag, hoor ik haar nog zeggen. Al was het maar een woord, een slordig idee, een zin, een paragraaf of zelfs een hoofdstuk. Tien minuten per dag om te hakken, te knippen, te plakken, te verscheuren of gewoon te zuchten. ‘Ik mag toch iets verwachten van jou, toch? Ik geloof in jou, ik investeer in jou.’
Het kost me een hele dag om dit stukje neer te pennen, zeg ik haar. Haar blik komt in vriesstand. Alleen haar lichaam buigt zich in slow motion mijn richting uit. ‘Het gaat over wat achter het schrijven ligt,’ zegt ze terwijl ze met elk uitgesproken woord ontdooit en uiteindelijk door haar wilde blonde haren wrijft. Die haarstijl geeft haar een onverzorgd uiterlijk. ‘Een ochtendwandeling door Brussel, een miauwende kat, een dutje in de namiddag, de afwas, tweemaal koken op één dag, naar buiten staren en de pendelaars opmerken, de was plooien, een verjaardagskaart sturen of naar ruige porno kijken. Het moet niet altijd rekening betalen zijn. Geef eens wat geld uit.’
Ik wuif naar het meisje dat onze tafel bedient. Met een onzichtbare pen krabbel ik enkele lijntjes in de lucht en geef zo het teken dat ik wil betalen. Ze knipoogt en loopt naar de kassa. ‘Wel’, zeg ik, ‘ik heb alvast een komma verschoven in mijn vorige tekst.’ Ik haal mijn bankkaart boven en wacht geduldig op de rekening.
Mijn uitgever glimlacht genoegzaam. ‘Zie je wel dat je het kan!’ en ze neemt haar handtas. Ze staat op. ‘En schrijf nu maar dat ik opsta en het restaurant verlaat.’
Ze is het restaurant uitgewandeld. Eén komma is verschoven en het manuscript werd herschreven.
http://erwinabbeloos.over-blog.com/2020/01/een-komma.html