De professor keert zich naar zijn studenten. In een poging om zijn bordschema te verduidelijken opent hij zijn mond.
En dan gebeurt het.
Een indringer pakt het strotklepje op snelheid. De man hapt naar adem. De haartjes in zijn luchtpijp krijsen het uit bij het vaststellen van de ongenode gast. Elektrische impulsen flitsen door zijn zenuwvezels, worden chemisch doorgegeven van synaps naar synaps, van insnoering naar insnoering om dan weer elektrisch op weg te gaan naar het centrale zenuwstelsel. De reflexboog staat gespannen, zijn nekspieren ook. Aan zijn slapen verschijnen wild pulserende aders. Achter het nalatige kraakbeenklepje klappen zijn stembanden spastisch open en dicht. “Hukh, ukh, kh” brengt hij uit. Een traan rolt over zijn wang.
De hoest is een reflexmatige explosieve uitademing die ontstaat bij prikkeling van de luchtwegen en deze reinigt van slijm en vreemde voorwerpen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de enkelvoudige kniereflex is de hoestreflex complex van aard. Bij de receptie van een sensorische impuls –de prikkeling van het slijmvlies in de luchtwegen - wordt een signaal doorgegeven via afferente zenuwvezels naar het ganglion, een bundel zenuwcellen naast het ruggenmerg. Van daaruit worden twee soorten efferente zenuwvezels aangestuurd die de reflex in gang zetten. Complexe reflexen zijn langzamer dan enkelvoudige, er ontstaat een korte tijdspanne tussen receptie en reflex. Zij worden derhalve ook wel vreemde reflexen genoemd.
Wat volgt is een briesende luchtstoot die zich met een kracht van jewelste en een vlaag van kleverig slijm de ruimte in stort. De professor kijkt beduusd naar het snot op de tafels van zijn studenten op de eerste rij. In het midden plakt een zwart schepseltje met poten.
“Excuseer” herpakt hij zich.
“Er zat een vlieg in mijn keel. Ze is eruit nu.”