Met een heldere zon in mijn ogen ontwaak ik, dus
er vloeien meteen tranen.
Tijd is vervlogen, thuis ben ik alleen
Geluk is een schim en leeft naast me, in me, langs me.
Zonder me.
Vanavond dooft het licht.
Hopelijk.
Ik ga liggen, en besef dat het plafond nu wel
eens mag worden geschilderd.
Thuis was kriebels in de buik.
Thuis was onmisbaar.
Thuis was liefde.
Thuis is pijn.
Thuis sluit ik mijn ogen.
En ik droom
van een bewolkte hemel.
Hopelijk.