Er was eens niet zo lang geleden en ook niet zo ver van hier een kleine papegaai. Hij heette Rikkie en woonde samen met zijn Mamagaai en broertjes en zusjes in een dierenwinkel.
Ze floten en kwetterden er op los en als ze moe waren kropen ze allemaal dicht en knus tegen elkaar aan en vielen in slaap. Vijf pluizige bolletjes op een rij op een grote tak. En helemaal op het einde Mamagaai als trotse grote bol.
Iedereen in de buurt kwam graag kijken naar de papegaaien. Want stuk voor stuk deden ze kunstjes en ze konden zelfs woordjes konden nazeggen.
Rikkie was de beste van allemaal. Als de winkel ’s morgen openging, verwelkomde hij elke klant met een ‘goedemorgen’. Als de kinderen na schooltijd nog even naar de winkel kwamen, kreeg hij altijd gratis snoep omdat hij zo mooi ‘een snoepeke voor Rikkie’ kon zeggen. En hij kon zingen als een nachtegaal.
De eigenaar verwachtte dan ook dat Rikkie snel verkocht zou worden. ‘Jij bent mijn goudhaantje’, zei hij altijd.
Maar Rikkie raakte niet verkocht. Toen week na week een donzig felgekleurd broertje of zusje van de tak verdween om mee te gaan met een nieuw gezin, kon Rikkie zijn enige foutje niet meer verstoppen.
Rikkie had maar één pootje.
‘Het is niet erg’, zei Mamagaai steeds. ‘Dan blijf je maar bij mij. Anders is mijn tak zo leeg.’
Maar de eigenaar dacht er anders over. Hij had plaats nodig voor nieuwe kleine papegaaien. En hij vond het niet fijn dat Rikkie met alle aandacht ging lopen. Iedereen kwam de winkel ingelopen om een praatje met Rikkie te doen, niet met hem.
Hij haalde Rikkie weg uit de kooi en zette hem ergens achterin de winkel. Op het onderste rek bij het hamstervoer, zodat hij door iedereen over het hoofd werd gezien. Mamagaai miste hem, maar legde nieuwe eieren zodat ze vijf nieuwe vrolijke pluisbolletjes had om voor te zorgen.
Op een dag kwam er een gezin naar de dierenwinkel. Ze wilde graag een papegaai voor hun dochtertje Amalia. De vijf papegaaitjes zongen om ter mooist en deden de meest acrobatische kunstjes. Ze slingerden aan een touw heen-en-weer, ze reden op een éénwielertje en hingen ondersteboven.
Maar Amalia schudde bij elke papegaai haar hoofd. ‘Ze zijn te vrolijk’, zei ze.
Vader en moeder wisten niet wat te doen. Daarom wilde Amalia toch net een papegaai? Om haar op te vrolijken? Amalia zat sinds een auto-ongeluk in een rolstoel en was ontroostbaar geweest nu ze niet meer kon turnen en fietsen.
‘Ik ga zelf rondkijken en een vriendje zoeken’, zei ze. ‘Ik weet dat er ergens op de wereld iemand moet zijn die me begrijpt.’
Ze bewoog met haar handen de wielen van haar rolstoel en reed voorzichtig door de winkelgang.
Rikkie zag haar en zong het mooiste liedje dat hij kende.
‘Wie zit daar?’, vroeg Amalia.
‘O, dat is niemand. Gewoon een kapotte papegaai’, zei de winkeleigenaar.
‘Die wil ik zien’, zei Amalia, ‘want ik ben zelf ook een beetje stuk.’
Rikkie zong harder en Amalia stuurde behendig naar de hamsterkooien.
‘Dus hier heb je al die tijd gezeten’, zei Amalia, toen ze de felgekleurde vogel zag die fier op één poot stond. ‘Ik wist wel dat er ergens op de wereld een vriendje was dat bij mij paste.’
Ze opende de kooi en Rikkie sprong meteen op haar schoot, waar hij zich knus installeerde.
En zo reed Amalia de winkel uit, met een pluizige bol op haar schoot die een liedje zong. Haar ouders probeerden haar bij te houden met een grote kooi in hun handen en een zak pinda’s.
Mamagaai keek Rikkie na en was zo trots op haar zoon. Hij had de liefde van zijn leven gevonden. Iemand die even veel van hem zou houden als hij van haar.
Dankzij Rikkie ontdekte Amalia hoe leuk het was om te zingen. Ze was niet meer verdrietig dat ze niet meer kon turnen en fietsen.
Wat er verder van hen geworden is, weet ik niet. Maar hou de volgende jaren dan Belgian’s got talent maar in de gaten. Want ik ben zeker dat Rikkie en Amalia het nog heel ver gaan brengen. En nog lang en gelukkig zullen leven.