Kwijt
25 mei is het de Dag van de Vermiste kinderen. Op die dag wordt er stilgestaan bij al de kinderen die verdwenen zijn en hun families die elke dag moeten leven met zoveel vragen en een voortdurend gemis.
Naar aanleiding daarvan schreef ik deze tekst.
‘Kijk, daar staat mijn naam.’
Ik was 6 jaar en kon al enkele woordjes lezen in drukletters, waaronder mijn naam.
En nu stond hij daar, in grote letters tussen de aankondigingen aan de ingang van de supermarkt.
Mijn broer kwam naast me staan. Hij was 8 en kon al goed lezen.
‘Ja, dat is inderdaad jouw naam,’ zei hij.
Ik zag dat hij verder las en enkele moeilijk woorden hardop spelde.
‘Wat staat er?’ vroeg ik.
‘Het gaat over een meisje dat vermist is. Ze heet Elisabeth Brichet en ze is 12 jaar.’
Ik begreep het niet.
‘Vermist betekent kwijt,’ verduidelijkte mijn broer.
Ik begreep het nog steeds niet. Hoe kon je nu een kind kwijt geraken? Sokken kon je kwijtraken. En speelgoed. Dat raakte ik voortdurend kwijt. Ik vergat het bij vriendjes of op de bank in de dierentuin.
Mama kwam er ook bij staan. ‘Kijk, daar staat mijn naam,’ zei ik.
‘Ze zijn haar kwijt,’ vulde mijn broer aan.
‘Oei, ze is al meer dan een half jaar vermist,’ zei mijn mama. ‘Ik vrees dat ze haar niet meer gaan vinden.’
Daar had ze waarschijnlijk gelijk in. Als ik speelgoed niet direct terugvond, dan was ik het echt kwijt. Behalve mijn roze plastic parelketting met blinkend hartje. Die hebben we maanden later teruggevonden tussen de kussens van de zetel. ‘Nu heb je geluk hè?’ had mijn papa toen gezegd.
Terwijl we de boodschappen in de fietstassen deden, bleef ik nadenken. Hoe kon je nu een kind kwijt geraken? Als mijn ouders me zouden vergeten op een bank in de dierentuin of als ik tussen de kussens van de zetel zou vallen, dan zou ik roepen.
Enkele weken later waren we op vakantie in de Ardennen en gingen we naar de winkel. ‘Mogen we bij het speelgoed gaan kijken?’ vroegen we. Thuis mocht dat ook altijd.
‘Blijf maar bij ons,’ zei mama. ‘Stel dat iemand jullie meeneemt.’
‘Maar dan roepen we wel.’
‘Ze spreken hier geen Nederlands. Mensen gaan denken dat jullie gewoon twee zeurende kinderen zijn.’
Ik zag dat ook hier mijn naam in grote drukletters hing, met de foto van Elisabeth Brichet. Ik bleef kijken. Zo zag ze er dus uit.
Was mama bang om ons ook kwijt te geraken? Want, als ik haar zo hoorde, was Elisabeth niet vergeten op een bank in de dierentuin, maar had iemand haar meegenomen en ergens verstopt. Maar waarom zou je nu een kind meenemen?
Jaren later verdwenen Inge Bruegelmans en Katrien De Cuyper en werden ze dood teruggevonden. Ik luisterde naar het nieuws en begon langzaamaan te beseffen waarom mensen kinderen meenamen en wat er met hen gebeurde.
Ik zag de papa van Nathalie Geijsbregts op televisie smeken voor het leven van zijn dochter. Hij keek recht in de camera en vroeg aan de ontvoerders of hij haar plaats mocht innemen. ‘Mijn leven voor dat van Nathalie.’
En toen verdwenen Julie en Melissa, Ann en Eefje, Sabine en Laetitiae. Op school praten we erover. Inmiddels was ik 14 en besefte ik ten volle wat er met meisjes kon gebeuren. Ontvoering en verkrachting werd meer dan abstract begrippen. Ze kwamen zelfs terug in mijn nachtmerries.
Toen de meisjes werden teruggevonden, leerde ik nog twee woorden. Bureaucratie en machtsmisbruik.
Want Julie en Melissa waren niet enkel door Dutroux ontvoerd. Door de scheiding van politie en rijkswacht en de reactie van Michele Martin waren ze versmacht tussen de kussens van de zetel.
Mijn ouders, broer en ik trokken met witte ballonnen naar Brussel. 300 000 mensen hoopten dat ze de wereld konden veranderen en steun konden bieden aan verweesde ouders. Ik leerde hoe oorverdovend een stilte kon zijn als zoveel mensen tezamen smeken voor het leven van kinderen die tevergeefs hadden geroepen.
In onze school hing een foto van Julie en Melissa met als onderschrijft: ‘Het echte kwaad in de wereld wordt niet bedreven door zij die het kwaad doen, maar door zij die toekijken en laten begaan.’
Ik ben nu volwassen en ik ben niet meer bang van elke witte bestelwagen, maar ik besef dat we het kwaad in de wereld niet kunnen stoppen en ben soms bang voor wat mijn neefjes, nichtjes of kinderen van vrienden zou kunnen overkomen.
Ik moet vaak aan al die vermiste en ontvoerde kinderen denken die ik door de jaren heen op foto’s heb gezien. Zouden ze bang zijn geweest? Zouden ze weten hoe veel hun ouders van hen houden en hoe hard ze naar hen hebben gezocht?
De vader van Nathalie Geijsbregts heeft ooit in een interview gezegd dat hij zich afvraagt of zijn dochter ‘over de regenboog is.’ Ik wens het haar toe. Dat ze daar vriendinnen is geworden met al die andere vermiste kinderen en dat ze de hele dag mogen spelen met al dat speelgoed dat ik ben kwijtgeraakt en dat ze zich verkleden als prinsessen met roze parelkettingen.