Onderweg waren er de wegen, de omkadering van een landschap dat in mij rond trapte
en de gedachten des heden verdwenen kort in mijn maag die zich settelde in dit lichaam:
de gedachte ‘eindelijk’ keerde zich nog eens licht om en verdween daarna voor goed.
Het was zomer, het zou winter kunnen geweest zijn en de nachten waren warmer dan de
dagen die weinig verrassends met zich meebrachten en doch, telkens ik wakker werd,
werd alles als nieuw: de abstracties die me aanstaarden uit de muren nieuw, de mensen
rondom mij telkens nieuw, de handen waarmee ik greep… een wakker worden dat wel eens
nee zei… een gedachte? Eerder een toezegging voor de onwetenden, ik stelde daarmee
de nieuwe dogma’s, maar dan ongeschreven.
Geheel gesloten zullen ze wel in mij rondtrappen maar de maat wordt gezet met een toon
die geheel gesloten verloren is in zichzelf en alleen op zichzelf bestaat dus en mij de oren
toe krijgt zonder geforceerd een ontkenning van het blije te blijken; ik ben een aardmens en
ken mijn toebehoren van buiten en de mensen die me dragen ken ik van binnen en geheel
gesloten verachten zij mij soms maar ook dat ligt in mijn aard die de rijken aanstaart en de
blinden aanstaart omdat ik meer weet van het niet-zien dan zij en de zieken aanstaart omdat
ik meer weet van volledig zijn dan zij, zij kunnen volledig zijn maar ik ben een volledig onder-
wezen dat altijd onder zal blijven: onder de maat van het leven dat ook wel zwaar is verdwe-
nen onder de straal van het zicht dat iedereen heeft op elkaar en de dingen die zingen en de
mensen die woekeren in de muren die ik betast met nieuwe handen… slechts een gedachte
zou er tussen mij en de ontwaking, een symbiose met het leven waarvan er slechts één écht
organisch de verdwenen tijd bezingt.
De tijd, van wie ik lethargisch wil zijn zoals Bert al zei, ik die lethargisch de tijd vrijt,
die passief de rij mensen bedwing zonder gek te worden zoals iedereen aldoor gek
is geworden en de tijd spastisch bedwing zodat ik nieuwe dogma’s schrijf voor een
eigen leven dat leeft in arrogantie maar IK BEN VRIJ en dat zingt me goed
AT LAST I AM FREE I CAN HARDLY SEE IN FRONT OF ME
Twijfelt de wanhoop me toe maar ze zit me goed in mijn ruggenwervel die
mijn baken van mens-zijn zou kunnen zijn maar het niet is, eerder de bele-
ving van het organische dat samenleeft, van het onder-zijn, van de regels
die nog geschreven moeten worden maar waar ik al naar leef, de fata morgana
die de tijd verspreid over la mélodie du bonheur want alleen in klank slaag
ik er nog in te denken.
alles dat verdwijnt dat verdwijnt
sprak hij
en ver zat hij er niet naast
toch zou ik nog enkele keren willen horen
naar zijn gedachten in klank
een gedachte?
nee
eerder een uiteenzetting over het zweverige
het aangetaste
die ik met mijn bloedeigen handen verwerk
tot kamer waar ik in huis
de muren zijn blauw
ik ben blauw
de vrienden zijn koud en tijdelijk
ik ben vooralsnog voor altijd
Het laat weinig aan de verbeelding over, deze 4x4 die me plooit
tot ontkenning van mezelf.
Ik laat alles toen buiten mezelf die zichzelf kan zijn in het ijle van
de tijd en de kamer plooit zich dubbel op een zucht van mij maar
ik heb niet veel nodig om hét te voelen en daarmee bedoel ik dat
ik meer volledig ben dan zij
dat meer zie in het viriele dan zij
dat ik meer een onderwezen zal blijven dan zij en de staat zal blijven
geloven
in tegenstelling tot zij
omdat het accepteren ervan is als een vrolijke bevrijding
die ik alleen in dat aanvaarden terugvind.
Aanvaarding.
Aanvaring.
Ontkennen om uiteindelijk te verpletteren onder de blik.
De blik
die alles aanpast naar zijn ongeschreven formules
die het 2D een 3D verkopen op een lens
die alles toelaat maar ook de kritiek
die meer ziet dan het ongeziene
die de politiek ontzet verlaat voor een andere veldslag
om dan terug te keren hahaha
die het geweld alleen maar wilt maar niet krijgt
en
de über aanslag is de aanslag op het geweld.
Het geweld buiten deze vier muren is een afval dat altijd buiten zal blijven
die altijd buiten zal vrijen
die altijd buiten zal steigeren in zijn successen
maar ook in zijn afvaart
die altijd buiten zal bedreigen maar dus nooit hier binnen
die altijd de klank zal blijven van de wereld.
Soms ook ik die de situatie met geweld bespeelt en geheel gesloten mijzelf van binnenuit
gewelddadig kapot trapte en de ogen uit krabde tot ideeën van een zicht die geheel buiten
zichzelf van binnenuit bestonden en I have decided to take off my eyes from the pain
die dus niet van tevoren maar pas achteraf de situatie als fetisj act bestempelde want alles -
ook geweld - bestaat uit een obsessief trachten de situatie te veranderen als een perfomance die een act is - niets dan een act - die steeds in herhaling valt maar omdat we het telkens als nieuws zien worden we niets van dat geweld beu en heb ik mezelf achteraf
nadat ik mezelf had getrapt en opengekrabt, mijn hart uit gesmeten over de straat en achtergelaten zodat al wie er nu nog liep in de horror van mijn liefde verzonk.
Alweer in een fictief zicht dus.