Dat is een slecht idee. Ik begin opnieuw aan dertien bladzijdes. Ik heb nog vullingen. Wat nu? Het is zondag. Ik ben ook nog bezig met de opdracht van het schrijfclubje. On trouve pas la poubelle. Ik ga me zo dadelijk omkleden. Bij Oma ga ik pistolets eten. Ik ga het tegenovergestelde doen. De kabeljauwfilet met de merkwaardige saus was lekker. Ik hoop daar indruk mee te maken. Ik droomde dat ik riep ‘Kut Hollanders!’ Eentje kroop zelfs op een ladder. Ik heb me voor die juffrouw helemaal uitgesloofd. Mooi huis ook. Ilka heeft interessante kunstwerken hangen. Ik luister reggae. Tony wil dan toch aan mijn videogedicht werken. Ik schrok wakker. Een hoop advocaten komen lang niet zo goed uit hun woorden. Na de wandeling op mijn bed gaan liggen. Ik moet hoesten. Het wijnglas leek op een visbokaal op een pootje. Ze zei enkele ongelofelijk verstandige dingen. De poes mag niet op het aanrecht. Dat zou wel moeten lukken. Het piemel-probleem. Patricia was als vanouds heel druk. Het verwoorden van wat dan ook zal deugd doen. Hij begrijpt de heisa niet. Ze betreurt de stakingen bij de Lijn. Ze heeft zwart-witte sneakers van Adidas. Kira Wuck heeft een nieuwe bundel. De zieke, zotte buurvrouw die haar verstand was verloren stond naakt op de stoep. Weer niks met de Lotto. Ik krijg de raad JMH Berckmans te lezen. Straalbezopen. Ik had me ook vergist. Ik ben er wat draaierig van. Ik zou als oprommel-oefening kunnen doen: morgen ontvang je vier dames uit Eindhoven aan je keukentafel. Ze gebruikt een fiets GPS in de auto en haar telefoon valt steeds uit. Ik moet naar de meubelbeurs in Milaan. Ik hou mezelf bezig. Is dit te fragmentarisch? Het is heel warm. Lang leve de industriële revolutie en het toerisme. Er stonden er namelijk een hele hoop te dansen op het plat dak. Ze is jaloers. We komen toch iedere keer weer meer te weten over elkaar. Ik ben moe. Count Basie had een nonchalante ingesteldheid, een schuchtere en introverte natuur en speelde briljant and it certainly is true. God bestaat niet. Je m’en fou. Heeft die bejaarde vrouw werkelijk een stok kaarten gepikt? Marginale Peggy kijkt marginale darts. De omgewoelde aarde ruikt lekker. Dit keer gaat het lukken. Het moet. Ideeën verzamelen. Dat is verstandiger dan postzegels. Ik ben twee dingen tegelijk aan het doen. Dat agendaatje van de vakbond is waardeloos. Toen werd er nog bier gedronken door de sportlui. De sandwiches van de Aldi zijn op. Ik heb een sms’je naar Marie gestuurd. Welke activiteiten heeft de boekhouder er allemaal ingezet? Ik had een paar zwakke excuses. De Bond Beter Leefmilieu en de Bank Brussel Lambert hebben dezelfde afkorting: BBL. Ik verlies te veel tijd met dat roken. Daarstraks gechat met de Apple-support. Ik moet vandaag mijn brooddoos nog ne keer afwassen. De e-mail is geslaagd. Ik ga beter doen dan alle stadsdichters van T. van de afgelopen tien jaar samen. Ik dacht dat het een stortbui was, maar het was applaus op de radio. Blijf verwonderd! De Spicebomb van Viktor en Rolf is minder goed dan de Opium van YSL. Heeft dat voordelen? De Fortimel in de koelkast gezet en er de plastic afgehaald. Ik was dat uit het oog verloren. Thibaut studeert Frans. Let op! Niet enkel autobiografie. Op de NAS staan er nog enorm veel. Geschenk des Künstlers. Ik weet niet meer wat we de vorige keer besproken hebben. Wat is het voordeel om iets buiten uw comfortzone te doen? Marleen is ernstig als altijd.
Deze poëtische ruimte is de verbeelding.
In poëzie wordt de syntaxis van zijn toevalligheid ontdaan.
Deze operatie heeft weinig te maken met de neiging tot ‘betekenisloosheid’ die een populaire theorie toeschrijft aan poëzie.
Tegelijk zal het ritme zich blijven verzetten tegen de ruimtelijke verbeelding. Dat verzet -onmogelijk zonder zowel ritme als figuurlijk taalgebruik-is de kracht van poëzie. Letterlijk. (Jeroen Mettes)
De pannenkoek is koud. Het juryverslag is absurd. Deze situatie kan helderder. De cafetaria zit trouwens goed vol. Video loss.
De fundamentele waarheid is: poëzie is ritme. Alle kleine kindjes dragen een helm.
Jeroen Mettes, ‘Weerstandsbeleid’, Wereldbibliotheek, 2011