Omdat ik in een trommel woon. Niet van een fanfare of dat scheel orkest.
De spanning wordt straks opgedreven door geroffel. Maar. Dat wil ik niet.
De stokken om te slaan. Ze liggen daar. Er is een stem die alles overroept.
Nochtans werd het al aangekondigd door de directeur. Best wel lang geleden.
Zie. Hij zit er al. Die ouwe zonder neus. Op die stoel. Hij kwijlt wat slijm.
Man. Wat is er veel te doen en trammelant. In het publiek zit er een gier.
Naast die reus met enkel oog dat hij niet droog kan houden. De snotterkop!
Hopeloos verdriet en roos plastiek. De vrouw ze heeft een vaal gelaat.
Ze wil ginds achterin haar popje zogen zonder veel gegluur.
Maar hoe vermijdt, versnijdt men dolle blikken en de kikker. Ja.
Die is er ook. Een ark lijkt in een beek vlak nabij te hebben aangemeerd.
De loopplank heeft ze van hun lot verlost en gans vooraan zitten er twee.
Het koppel mieren uit de klaagmuur praat daar vrolijk over winterweer.
Mijn god. Wat een bedoening. Uit het bos van Niemendal zijn ze gekomen.
Alle dieren, beesten die dat heerschap op die troon aanschouwen willen.
Bedaar. Wees stil. De show begint. Mijn trom begint zijn vlies al uit te rekken.
Straks breekt zij weer los. De hel. Verschijnen tien demonen uit het niets.
Voor elke vinger één. Als ik ze strek. Dan kunnen ze als vliegen landen.
Straks. De eerste mep. Het komt. Geluid in overvloed en hier onder mijn vel.
Daar waar de bloedluis slaapt. Zal enkel herrie, heisa heersen.
deel 2 van 'Cirque sans soleil'
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'