Drie weken na het afschilferende bankje stond Lys op een trap die geen einde kende. Letterlijk. Ze was begonnen op de begane grond, op zoek naar een kop thee in een gebouw dat ooit een postkantoor was geweest, maar nu vooral dienstdeed als plek waar dingen verloren gingen: sjaals, gedachten, en af en toe een dinsdag.
Halverwege de trap verloor ze haar evenwicht in haar hoofd en gedachten. Haar horloge sprong ineens naar 14u48 terwijl de klok op de muur 11u03 bleef volhouden. Ze keek omlaag. De vloer leek verder weg dan logisch. Ze zuchtte en besloot stil te blijven staan. Misschien zou de tijd vanzelf weer gelijk lopen met haar gedachten.
En toen hoorde ze iets dat klonk als een elektrische tandenborstel in gevecht met een grasspriet.
Mauro.
Hij verscheen op de trap, drie treden onder haar, met een koffer vol cassettebandjes die op onverklaarbare wijze begonnen te zingen. Eentje floot het eerste deel van “La vie en rose” achterstevoren. Een andere spuugde ritmisch de naam “Persephone, Persephone, Persephone.”
“Ben je ook je tijd kwijt?” vroeg hij, alsof dat een gebruikelijke openingszin was.
“Ja,” zei Lys. “Ik geloof dat mijn onderarm in een andere tijdzone leeft.”
Hij knikte. “Die van mij ook. Bovendien communiceert mijn agenda, sedert deze ochtend, in morsecode. Punt – streep – punt.”
Ze gingen naast elkaar op de trap zitten, koffer tussen hen in.
Een cassettebandje ontsnapte en stuiterde traag naar beneden. Mauro keek het na alsof het een besluit had genomen dat hij moest respecteren.
Plots, zonder verklaring, begon het gebouw zachtjes te spinnen. Of misschien was het maar een gevoel. Gegrom van een lege muren.
Lys pakte een appel uit haar tas. De appel had een gezichtje dat iemand erop getekend had, met potlood en onzekerheid.
“Wil je de helft?” vroeg ze.
Mauro schudde zijn hoofd. “Ik eet alleen fruit dat geen gevoelens uitstraalt.”
Ze knikte begrijpend en legde de appel voorzichtig op een hogere trede, als een offer.
“Ik heb je vis bewaard,” zei hij toen.
“Wat?”
“Van het boek. Die halve. Ik vond hem op het bankje, onder een melodie die zichzelf afspeelde zonder geluid.”
Lys keek hem aan alsof hij net haar grootmoeder had geciteerd in een vergeten dialect.
“En... leeft hij nog?”
“Hij fluistert,” zei Mauro. “Maar enkel als je heel stil bent, en je hoofd een beetje scheef houdt.”
Ze hield haar hoofd scheef. En heel even, héél even, leek de trap te ademen.
Toen vielen ze allebei tegelijk naar boven, niet echt,
maar op een manier die voelde alsof er plots iemand een nieuwe bladzijde begon
in een boek dat ze dachten uitgelezen te hebben.