Ze zaten nog op hun knieën toen hij binnenkwam, of eigenlijk, krassend in ruimte en tijd zijn onverwachte intrede maakte. Als volgende stap op het onbestemde spelbord. De onaangekondigde bezoeker, afkomstig uit het niets, gebruikte een stuk stoepkrijt, zo groot als een brood, om lijnen te trekken over vloeren en muren. Alsof hij een landkaart tekende van een nieuwe wereld.
Zijn jas was een mengsel van kleuren zonder naam. Voeten aan de verkeerde schoenen, twijfelend aan de richting van vertrekken en aankomen. Zachtjes zingend naderde deze nieuwe pion. Een mistige handleiding op rijm:
“Links van de trap ligt een vork in de tijd…
…rechts van Hades een geheugen dat glijdt…”
Lys en Mauro zaten terug recht, hun lichamen nog dichtbij, de handen los.
“Wie is dit?” fluisterde Lys.
“Misschien …een gids? Een waarschuwing? Een struikrover?”
De man stopte. Keek op. Zijn ogen waren ramen waarvan het gordijn snel even opzij werd geschoven. Hij wees naar hen, stoepkrijt onder de arm. “Een van jullie is vergeten wie de ander niet is” zei hij “en wie dit onthoudt, die moet lopen!”
Ze keken elkaar aan. Wat? Wie?
Mauro stond op. Langzaam, alsof hij van elk gewricht, elke spier, toestemming nodig had. “Wat bedoelt u?” aarzelde Mauro.
De man met het krijt glimlachte. Niet vriendelijk, niet gemeen. Zoals een steen glimlacht als de zon hem verwarmt. “Jullie hebben iets wakker gemaakt. Iets ouds. En nu verlangt het naar beweging.”
Hij boog zich voorover, tekende een cirkel rond de cassettekoffer, en één rond Lys. Mauro stond net buiten de cirkels. De lucht zinderde, trilde. Een trilling enkel voelbaar met de linkerhelft van hun ribben.
Lys keek op. “Mauro…ik denk misschien…dat we…iets moeten kiezen.” Voor Mauro kon antwoorden begon het stoepkrijt in de hand van de man te gloeien. Niet fel. Kalm als het begin van gloeiende kolen. Een voorgevoel van vuur. Er verscheen iets op een muur, in krijtletters die niemand had geschreven:
“Wie samen zingt, zal samen zwijgen, tenzij één van beiden de stilte vergeet.”
Mauro deed een stap naar voren. Dit was het moment dat de kleine vis, van papier gevouwen, die in zijn jaszak ronddobberde naar buiten sprong. Hij viel stil neer op de grond. Onbeweeglijk. Behalve zijn vin, die bewoog. Langzaam.
Lys keek toe, glimlachte, niet uit geruststelling maar uit herkenning.
