Grijze Jos

15 sep 2019 · 2 keer gelezen · 0 keer geliket

Grijze Jos leek op een aardappel: hij was bruin en pokdalig. Iedereen noemde hem Grijze Jos, ook onze ouders, en zij deden dat op een toon die een zekere ongerustheid verried telkens ze vroegen of wij hem gezien hadden en wat hij had gezegd.  Er liepen weddenschappen over hoeveel onderbroeken hij eigenlijk bezat, waarbij je kon inzetten op één of méér dan één, hoeveel meer bleef onbepaald.  Jimmy verzamelde de inzet en onthield de score met behulp van een stompje potlood en een rafelige envelop die hij ergens nog uit het oud papier had gevist. Eens per week eisten we dat hij het ingezamelde bedrag nog eens wilde omroepen en de namen voorlezen van degenen die hun bijdrage hadden gedaan. Daarna volgde er gewoonlijk een hevige discussie, want wie ging hier eigenlijk beslissen wie de winnaars waren, en hoe dan wel? Dat Grijze Jos minstens één onderbroek had wisten we doordat hij zich elke dag uitkleedde op het ponton. Dan sprong hij in het water en waste zijn lijf in de put waar wij onze zomers doorbrachten. De jongens sloegen er aanvankelijk geen acht op, maar wij, de meisjes, slaakten kreetjes van verbazing en trokken ongelovige ogen elke keer hij dat vuile, vlekkerige vod na zijn wasbeurt gewoon weer terug aantrok. Nadat hij zorgvuldig zijn sandalen, zijn broek, zijn hemd, en zijn onderbroek in een keurig gevouwen stapeltje naast zijn voeten had gelegd, dook hij als een ware atleet de put in, het water spatte amper op, misschien was hij in een vorig leven nog kunstduiker geweest. Hij waste zijn haren, besteedde daar zeker vijf minuten aan, weliswaar zonder shampoo, om zich vervolgens met evenveel toewijding te bekommeren om de baard die hem zijn bijnaam had geschonken. Zijn oksels, zijn armen, aan al zijn lichaamsdelen wijdde hij de zorg die wij na een dag zwemmen soms niet meer opbrachten; volgens ons was al ons vuil van ons vel geweekt zodra onze vingertoppen gingen rimpelen. En daarna trok hij zijn vieze lor weer aan.

Kunstduiker was een even goede gok als alle andere, eigenlijk wist niemand wat Grijze Jos vroeger had gedaan of waar hij vandaan kwam. De wildste verhalen deden de ronde. Het meest angstaanjagende was dat hij in de gvangenis had gezeten. Hij zou een jongen in elkaar geslagen hebben die ’s nachts in zijn houtkot had ingebroken. We lachten het weg en Jimmy beweerde dat het een oudewijvenverhaal was om te zorgen dat wij allemaal braafjes voor het donker naar huis gingen en de mensen met rust lieten. Maar wanneer Grijze Jos onze vaste plek aan de put passeerde, keken we toch liever niet te lang in zijn ogen.

Van de godganse dag deden wij daar niks nuttigs behalve leren hoe je dat juist deed, een lief krijgen. Geen kans werd onbenut gelaten in die dagen, sommigen onder ons hadden nog wat inhaalwerk te doen om hun eerste kus te bemachtigen, anderen wilden vooral wat streepjes bijzetten op hun lijst van veroveringen.  Jimmy was hors catégorie, een jonge blonde god met witte tanden die blikkerden in de zon. Zelfs het water dat van zijn lijf gleed wanneer hij zich uit de put en op het ponton duwde, leek eerder uit eerbied dan omwille van de zwaartekracht naar beneden te druppelen. Jimmy was wie al onze jongens wilden zijn en van wie al onze meisjes wilden zijn. Je kon in schoonheid dagen doorbrengen door eenvoudigweg te kijken naar zijn dubbele salto’s. Wanneer hij zwom, blonk de zon op zijn natte lichaam, maar dat deed ze ook op de lichamen van de andere jongens. En toch. De meisjes keken naar Jimmy. Hij zweeg voor niemand, je giechelde wanneer hij zijn vinger nat maakte, op je vel drukte en een sisgeluid nabootste. Van Jimmy werd verwacht dat hij met de oplossing kwam voor het onderbroekenvraagstuk en hoe onwaarschijnlijk het ook leek, ergens twijfelden we er niet aan dat die oplossing er zou komen. De meeste meisjes had hij al gehad, behalve Debby en mezelf. We waren ervan overtuigd dat onze borstgroei, of liever de tergend trage vooruitgang daarvan, de oorzaak was. Soms gingen er geen vijf minuten voorbij voordat een van ons weer naar beneden staarde, in de ijdele hoop dat er nu misschien toch al enige welving te bespeuren viel onder de gefronste stof van ons badpak. Zo gingen uiteindelijk de uren en dagen voorbij, in een traagheid die niet voorkwam in de wereld buiten de omheining rond de put.

We hielden wedstrijden bommetje en om ter diepste en maakten ons niet druk over hoe waterproof onze zonnebrandcrème was, als we er al aan gedacht hadden om zoiets überhaupt mee te brengen. We dronken cola en aten chips, de chocoladerepen lagen te smelten in onze rugzakken. Erik at ze op, ’s avonds, en likte het goedje van de wikkel tot hij onder zat van neus tot kin en grijnzend vroeg wie nu hém schoon kwam likken. De gedachte dat we onze jonge lijven niet voor eeuwig zouden hebben en dat er zoiets bestond als calorieën, kwam in ons niet op. De zon scheen altijd, de graskant was van ons, de tijd strekte zich voor ons uit als een rimpelloze vijver.

Erik was ros en had scheve tanden en een broer die Rudy heette. Waar Erik was, was Rudy en waar zij waren, was er speeksel. Speeksel en slijmen die met luide rochels uit de diepste regionen van hun slijmkanalen werden opgediept om met een luide plets op de straatstenen terecht te komen. Klodders spuug die deskundig werden vergeleken op kleur, viscositeit en samenstelling. Zeverdraden met een dikke, schuimende druppel aan het uiteinde die om het verste uit hun monden werden neergelaten om daarna in één haal weer opgeslurpt te worden. Brak de draad, dan was je de verliezer. De vorige zomer nog hadden Erik en ik op het bankje van het plein gezeten waarrond onze identieke blokkendooshuizen stonden, urenlang, terwijl hij mij instrueerde in de juiste techniek. De truuk was om je kwijl de juiste dikte te geven, daarom was drinken voor de wedstrijd essentieel maar je moest ermee oppassen. Te veel kon een te vloeibaar resultaat veroorzaken. Dat kon je testen door de klodder eerst door een spleet tussen je tanden te drukken, en daarbij trok Erik zijn sproeterige bovenlip op en toonde mij de spuug die inderdaad met precies de juiste plakkerigheid tussen zijn twee merkwaardig geplaatste snijtanden tevoorschijn kwam. Dat deden we nu niet meer. In plaats daarvan schudde hij zijn natte haren uit op mijn zonverhitte lijf of duwde me van het ponton. Vergeefs waren mijn pogingen hem mijn lot te laten delen, Erik was gegroeid en nu letterlijk kop en schouders groter dan ik. Ook al was Erik mager en bleek, in de zomers rood en verveld in plaats van bruin, kon je met zijn haren een smirnatapijt weven en waren zijn tanden als om fietsen tussen  te parkeren, ook al staarde ik naar Jimmy en zijn gouden vel, toch was het uiteindelijk Erik die mij leerde zoenen. Lang voordat de eerste broek werd opengeritst of de eerste borst werd betast, leerde hij mij ook dat een vrouwenlichaam meer erogene zones heeft dan enkel die twee. Daartoe had hij enkel zijn handen onder mijn t-shirtje te steken en mijn rug te staan strelen terwijl onze middels op indrukwekkende wijze van elkaar verwijderd bleven. Mocht zelfbeheersing een Olympische discipline zijn geweest, de medaille was voor hem, de hele zomer lang. En dat hij die sport met mij beoefende, hadden wij te danken aan Grijze Jos, zijn onderbroeken en zijn houtkot.

Grijze Jos woonde langs de grindweg die naar de put leidde en langs de snelweg liep. De luiken aan zijn ramen waren gammel gevreten door houtwormen en konden nog amper doen waarvoor ze dienden in de  zomer: de zon buitenhouden. Af en toe zag je hem op een stoel voor zijn deur zitten en dan duwden wij plots iets steviger op onze fietspedalen dan de kilometers daarvoor of daarna. Naast zijn tuintje en zijn houtkot waren er maïsvelden opgedoken die zich in de loop der jaren enkel leken te vermenigvuldigen en aangezien Grijze Jos zijn boerderijtje niet bepaald onderhield volgens de moderne normen, leek het meer dan waarschijnlijk dat het na zijn dood zou worden platgeslagen om plaats te maken voor nog meer maïs.

Jimmy riep de vergadering bijeen die ons uiteindelijk tot in het huis van Grijze Jos zou brengen. Hij was ook niet dom en besefte dat hij niet tot het einde der dagen met ons geld in een oude envelop kon blijven rondlopen, de winnaars hadden hun rechten en moesten uitbetaald worden. Bovendien had hij schrik van een pak slaag. Immers hielden wij niet van bedriegers, en al zeker niet van lafaards die weddenschappen begonnen die ze niet van plan waren af te maken. Dus floot hij op zijn vingers en gebaarde dat we rond hem moesten gaan zitten.

‘Het gaat over die weddenschap.’

‘Dat werd tijd!’

Jimmy wierp de spreker van die uitroep, Erik, een ijzige blik toe. Erik zweeg.

‘In de pot zit 350 frank. Vier mensen hebben gezegd dat Grijze Jos maar één onderbroek heeft. Drie mensen hebben gezegd dat hij er meer dan één heeft.’

‘Vertel eens iets nieuws, anders.’

Jimmy stapte op me af en ging op zijn hurken voor mij zitten.

‘Daar gaat het ook niet over, Laura meiske.’

Uitdagend keek hij rond.

‘Ik heb een plan.’

Het was één van de heetste dagen van die zomer en dat leek Jimmy tot de waanzin te hebben gedreven. Uiteindelijk bleek zijn plan van een eenvoud die je misschien briljant zou kunnen noemen, maar misschien ook wel volslagen getikt. Was hij misschien uit wanhoop tot deze strategie gekomen, bang dat wij anders zijn deel voor ons zouden opeisen voor geleden schade?

Hij stak meteen zijn handen in de lucht met een kalmerend gebaar, tuitte zijn lippen die er zonder mankeren altijd uitzagen als de glanzende aardbeisnoepjes in de bakken van de plaatselijke supermarkt, en maande ons ook met woorden tot kalmte aan, zijn plan kon niet mislukken. Als we allemaal meewerkten. En kalm bleven. En het gerief meebrachten dat we moesten meebrengen. Die drie samen vormden wel erg veel voorwaarden waardoor alles faliekant kon aflopen. (to be continued)

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

15 sep 2019 · 2 keer gelezen · 0 keer geliket