Havikskruid

25 okt. 2020 · 2 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Was ik maar mensenblind. Daarom zit ik hier. Daarom heb ik havikskruid gezaaid.

De bijen klagen niet. Ze zijn oranjeblind. Ze zien het pinken van de zwaailichten niet. Geuren willen ze. Nectar. Zoete flamoesjes ruiken ze van ver. Gek zijn ze op geel. Op het donkerpaars van bolkoplook.

Er groeit ook salie. Diepgeworteld is zij net gelijk mijn angsten. Asperges teel ik voor de rode bessen en gisteren moest ik hem wegslepen.

Tanguy was met de driewieler tot aan mijn tuinperceel geraakt. Met zijn stompjes moet hij hebben gewroet, de smeerlap. Om mijn asperges te kunnen pijpen. Alsof het kabouterpiemels waren.

Neen, ik had zijn executie niet mogen uitstellen, want toen dit Damoclesje klein was, wilde hij al koning zijn van het Rijk der Lepe Geneugten en Smeerlapperijen.

Mania en Nox mogen het weten. Het zal 's nachts gebeuren. Zonder hun toestemming. Ik zal mij eerst de ogen spoelen met het juiste sap. Dat van havikskruid. Beter zal ik kunnen mikken en de kreupele is de volgende.

Die sleeppoot heeft een eigen grasmachine gekregen. Van de Dienst Onderhoud. Een Stiga. Ik zie het al gebeuren. Hij zal in kwakkeltred die plantenvreter volgen, voor mijn raam heen en weer rijden, van den onnozele gebaren.

Dat ondier kent de pijnlijk frequenties. Het geluid zal weer gaten boren. Hij vond het perkje waar mijn havikskruid groeit. Hij is er op uit. Hij zoekt pressie en wil dat ik mijn vluchtkousen aantrek. Zijn doel is mijn schoenen dol te krijgen.

Hij weet ik dat naar de brug zal lopen. Dat gedrocht van beton hangt ginds over de E40, op een boogscheut van de compound. Twee pisseblommen, wat verdwaalde akkerdistel en een koningkaars. Haast alles wat daar groeit, bloeit geel.

Bijen vergeten zoiets niet en geel is ook die ene Opel Combo. Eén keer per maand komt het karretje aangereden met aan het stuur een ambtenaar van het Departement Brugverzakkingen.

Zijn naam is Jovijn. Hij komt al jaren. Lang voor Jan en Bartje op tv verschenen. Steeds met diezelfde dienstauto en op een milde dag in maart heeft hij mij alles uitgelegd. Aan beide zijden van de brug zijn er zes ijkpunten. Hij moet een viertal metingen doen.

Dan, na een simpel rekensommetje, notuleert hij hoezeer het ganse spellement de grond ingezakt is en ooit heb ik hem gevraagd waarom de railing van deze brug even laag is als bij andere snelwegbruggen. Hij heeft mij toen stil aangekeken.

Havikskruid, sprak hij, wijzend naar een plant met harig blad. Hij plukte wat pluizige zaadjes. Ik zag aan zijn blik dat ik ze aannemen moest. Ik heb mijn hand geopend en een heliktopter vloog over.

Ik was het zaad bijna kwijt. We keken vervolgens samen omhoog, daarna richting het oosten, richting Aalter. De helikopter volgde het tracé van de snelweg en Jovijn zei dat het weer prijs was. Hij wist waarheen de heli vloog. Ook dat het meestal naar dezelfde plekken was en de ene brug lokt blijkbaar meer springers dan de andere.

Waarom. Dat kon hij niet uitleggen. Ze moeten een onzichtbare aantrekkingskracht hebben. Net zoals havikskruid. Dat bloeit oranje. De bijen zijn oranjeblind en toch zien ze alles. De kroonblaadjes, de meeldraden en de stamper.

UV-stralen zenden die bloemen uit. Dat zien bijen wél. Daarom valt havikskruid extra op. Voor anderszienden. Er komen zotveel insecten op af en ik heb het opgezocht. Het licht is zo intens dat zelfs een havik de straling kan zien vanop grote hoogte. 

De toefjes havikskruid zijn richtpunten in het landschap. Ze vormen een tracé en de havik die Jovijn kent, is een verdwaalde Accipiter Marginalis. Hij overleeft op stukjes konijnenenkop, duivenlijf en hapjes mensgelaat.

Met klein gemak vindt het dier de konijnen die in de buurt van het havikskruid leven. De bruggen kent die vogel ook. Hij weet even goed waar er gesprongen wordt door radelozen,  door wezens van de wanhoop en ik hoor hem vaak. Die helikopter maakt immers het geluid van een onderwereld.

Het ding is een wanschepsel, een draak van een libelle met één gezwollen oog. De staart is veel te kort, de twee poten zijn gespalkt en de vleugels zijn ventilatoren bij gebrek aan natuurwonder, maar het moest.

Om te kunnen vliegen. Het is in opdracht van de politie. Dat opgestegen wordt. Als van een brug gesprongen werd. De helikopter moet vlug zijn, want er is de havik. Het is voor nabestaanden immers niet aangenaam, wanneer het lijk een oog mist, als een dier een hap nam uit de wang.

Ik weet dit alles van Jovijn en ik kijk door het raam. De kreupele probeert zijn grasmaaier te starten. Hij zal nog lang aan dat koordje mogen trekken. Eerst verscheen nog wat blauwe rook, maar al gauw stikte het ding.

Vandaag doe ik wat suiker in de thee. Dezelfde zoetigheid ligt op de bodem van de tank. Er hangt intussen kandij aan de bougie. Vonken zal de cilinder vandaag niet meer zien. Het mag stil blijven en hij zit op een tak van de dodenboom.

De havik wacht. Ik denk, op mij. Mijn sokken liggen in de kast en ik kan lezen. Mijn blik is vandaag niet zo troebel. Buiten zakt de brug verder weg en schopt de kreupele tegen zijn gele Stiga.

Zo is het goed en Mania mag zich in de armen van Nox vlijen. Het mag goed donker worden. De motten zullen op mijn raam landen, op zoek naar UV, naar oranje bloemen achter glas.  Want mijn ogen zijn vals. Echter is het beeld slechts een reflectie. Die ooit vervloog. Maar nu gevangen zit.

 

 

uit de reeks 'Residu'

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

25 okt. 2020 · 2 keer gelezen · 0 keer geliket