heftige ren
gepasseerd voelde ik me, hen grof
lag ineens op mijn bord, woelig
voor ogen, mogelijks onbedoeld
betekenisloos werd mijn woord
voor wie ik was, er iets dat teveel
het van me afbijten, bitsige ogen
nodeloze ophef, dacht ik nog kort
liet me niet smaken, gepasseerd
vroeg naar herschikken, was ego
te heftige hen in dat kippenren
me afbijten kunnen, wilde woelig
grof voor wie ik was, iets dat teveel
ik stampte wild, uit vel en veren
sprong ik, mijn hart bonkte uit krop
nimmer woord als betekenisloze
pluimen in kippenren stoven alom
er hun stof doen opwaaien hielp me
voor nasmaak, niet immer gewillig
kruidde af ego, beet me op plaats
meer heftige ren, niets nodeloos