De juiste deur vind ik niet
het zijn er teveel
de ene gaapt, de ander is log.
Ik sluit de ogen en zucht.
Waarom zou ik nog kijken?
Voorbij kale bomen hangt niet elk loof
knipogen verleiden
de zon en haar bloemen
het blinkende vel wil terug in de pot
geen deur durft nog blank
rauw te bijten in mijn fruit.
Mijn vruchten geuren naar mythen en kunst
soms blozen ze
soms trekken ze wit.
Ik blader door de olifant in de kamer
een glimlach uit het Oosten
ik zoen tot ik spin
toen dra.
ALS troostsporen schaduwen lezen
blauwzieke spiegels aan de wand
ben ik de boetemonnik
alles wat mannen van vrouwen begrijpen
de schilder, de duif en de dingen
noord en zuid.
Zijn gedichten besmettelijk?
Deuren dan onvindbaar?
Er was mij niets gevraagd
45 graden, doorgeefboek.
Naast borden, glazen en bestek
kan ook ik dragen
en 40 dagen vasten
durven dromen
een handvol belegen kaas
geen grijze muis.
Wie durft, mag me blank.