Na drie maanden elke dag rond te slenteren op diezelfde plek, werd mijn geduld eindelijk beloond en liep ik hem tegen het lijf.
Of misschien moet ik Hem schrijven, met een hoofdletter. Voor een artiest van Zijn allooi is dat wel gepast. Als de bliksem diepte ik een sigaret op uit de zak van mijn leren jasje, stak die op en snelde op Hem af.
De fascinatie was jaren geleden al begonnen. Ik kende Hem wel van Zijn veelvuldige media-optredens, maar had me nooit zeer diepgaand in Zijn oeuvre verdiept. Tot mijn blik viel op één van de columns die Hij voor een weekblad schreef. Daarin las ik dat Hij gestopt was met drinken op de dag dat ik geboren ben, wat een periode waarin Hij dagelijks een fles porto, een fles whiskey en tien pinten consumeerde abrupt tot een einde bracht. Dat, op de dag waarop ik het levenslicht zag. Dit historisch feit bezorgt ons een bijzondere spirituele connectie, een verbondenheid die ik ongetwijfeld met geen enkele andere schrijver zou kunnen bereiken. Meteen wist ik waar mijn toekomst lag: in de letteren, en nergens anders. Nu Zijn haren stilaan zilver begonnen te kleuren, kon ik een gooi doen naar die gouden plak als Jonge Oppergod der Vlaamse Letteren.
Schrijven werd toen mijn nachtelijks ritueel. Daarmee bedoel ik: ik sloeg één van Zijn boeken open op een willekeurige pagina, nam er een stapel papieren en een balpen bij en pende alles letter per letter over. Af en toe aarzelde ik of ik een zin anders zou neerschrijven of een woord zou aanpassen. Gelukkig verdween die twijfel snel uit mijn hoofd. Als Hij het zo geschreven had, moest ik daar niet aan twijfelen. Zijn werk herschrijf je niet. Toen ik besloot dat ik mijn pen voldoende gescherpt had door Zijn voorbeeld te volgen en een volwaardige stap richting meesterschap kon zetten, begon ik aan mijn eigen schrijfsels. Aanvankelijk waren deze zeer autobiografisch geïnspireerd, doch na maanden noest gewroet wist ik dat beschrijvende niveau te ontstijgen en doorwrochte fictie voort te brengen, uiteraard volledig in Zijn onmiskenbare stijl en woordenschat.
Maar om Zijn troon op te eisen, moest ik verder durven te reiken. Er volledig uitzien als Hij, bijvoorbeeld. Het rafelige leren jasje vond ik redelijk snel in de kringloopwinkel. Ook al was mijn zicht perfecter dan dat van een steenarend, toch bestelde ik een bril bij een gedegen opticien. Met vensterglazen, weliswaar, maar met een gelijkaardig montuur als datgene wat op Zijn neus prijkt.
Het kapsel was een ander paar mouwen. Mijn haar woekert redelijk dik op mijn kruin, waardoor de wilde manen die Hem kenschetsen moeilijk te imiteren zijn. Elke dag moet ik mijn haren grondig wassen en regelmatig vraag ik de kapper om de puntjes bij te knippen, anders zou ik er gaan uitzien als een klaploper zonder toekomst.
Uiterlijk is echter niet alles: Zijn volledige levensstijl moest ik de mijne maken. Het nieuws dat Hij plotsklaps een jongedame die vijfendertig lentes minder telde dan Hijzelf Zijn vriendin mocht noemen, sloeg in als een bom. Dat maakte een liefdesleven voor mij volkomen onmogelijk. Mijn muze zou nu dan immers min elf moeten zijn, wat betekent dat zij pas binnen meer dan een decennium geboren wordt en ik dan alsnog, gezien enkele grondwettelijke en strafrechtelijke details, bijna twee decennia zal moeten wachten voor ik me tegen haar aan zal kunnen vleien. Dat maakt de anekdotes over minnekozerij en geslachtsgemeenschap in al haar verschijningen die Zijn oeuvre zo kenmerken, compleet onbereikbaar voor mij. Hij had mij schaakmat gezet. Bijgevolg moest ik kiezen tussen een langdurig celibatair leven, wat compleet andere pennevruchten zou opleveren dan de Zijne, of zondigen tegen Zijn levensloop, en daarmee het risico lopen niet te worden zoals Hij. Uit bittere noodzaak koos ik uiteindelijk voor het compromis: actief ging ik achter het andere geslacht aan, daarbij gebruikmakend van literaire vleierijen van de bovenste plank, maar onbegrijpelijkerwijs tot op heden zonder enig aantoonbaar succes.
De zwaarste dobber bleek echter Zijn voedingspatroon. Ik rekende uit dat Hij op mijn geboortedag zesendertig was geweest. Dat geeft mij op dit moment nog twaalf jaar de verplichting om te drinken. Aan Zijn tempo, uiteraard. Elke ochtend sjok ik braafjes naar de drankenspeciaalzaak om de hoek voor mijn fles porto en mijn fles whiskey, die ik vervolgens in vaste intervals soldaat maak. De tien pinten die het alcoholdieet vervolledigen, sla ik traditiegetrouw in de kroeg aan de overkant van de straat achterover. Elke avond tegen negenen, om precies te zijn. Dan kom ik binnen en heeft de barman mijn eerste horde al klaargezet. Die is uiteraard het moeilijkst, maar daarna ligt de weg open voor een zegetocht die me met elke slok dichter bij Zijn eenzame hoogten brengt. De eeuwige uitspraken van topsporters dat enkel door ijzeren discipline het niveau van hun helden te bereiken valt, gaan dus ook op voor de meest verheven sport van allemaal: de schrijverij. Ook de sigaretten nam ik er dan graag bij. Eeuwige roem is mij meer waard dan mijn gezondheid, en eeuwige roem is immers waarvoor ik geboren ben.
Dit alles had me voorbereid op de ultieme confrontatie: de ontmoeting met Hem. Uit betrouwbare bronnen had ik vernomen dat Hij, mensenschuw als Hij is, of juist te intelligent om contact met stervelingen vrijwillig op te zoeken, één keer gezien was in de centrale winkelstraat van de stad. Dag na dag rookte ik vervolgens mijn sigaretten terwijl ik als de bewaker van kroonjuwelen de straat op en af marcheerde, mijn blik niet gericht op de kleurrijke etalages van de winkelpanden of de historische gebouwen waarin zij gehuisvest zijn, maar op de gezichten van de passanten, voorbereid op het signaleren van Zijn gelaatstrekken.
En dan had ik eindelijk beet. Zonder een woord te zeggen dook ik op voor Hem en keek ik Hem recht in de ogen, niet bevreesd om mijn illustere voorbeeld te ontmoeten. Ik had verwacht dat Hij verbaasd zou zijn, maar integendeel, Hij gaf geen kik. Al wat Hij deed was mij aankijken van top tot teen, een eindeloze seconde lang.
Toen schoot Hij pas in actie. In één vloeiende beweging griste Hij met Zijn linkerhand de sigaret uit mijn mondhoek en vertrappelde die onder Zijn rechtervoet, terwijl Hij met Zijn rechterhand mijn bril afnam en die aan gruzelementen trapte met Zijn linkervoet. Daarna rukte Hij het leren jasje van mijn lijf en hield mijn lange haren samen boven mijn hoofd, als een koppensneller die op het punt stond mij te scalperen. Ik bleef echter onbeweeglijk. Enkel Hij kon oordelen over mijn lot.
Na een volle zwijgzame minuut liet Hij me los en wandelde ervandoor. Even draaide Hij zich nog lichtjes om, om me over Zijn schouder gedag te wuiven.
Ik leid uit dat teken af dat ik nog niet goed genoeg ben. Mijn poging Hem te evenaren zat vol beginnersfouten. Ik heb nu een nieuwe bril besteld, met exact hetzelfde montuur als de Zijne. Ook het jasje krijgt een tweede kans: nu zal ik er één dragen dat zelfs kreuken heeft op dezelfde plaatsen als dat van Hem. En de sigaretten die ik rookte bleken van het verkeerde merk te zijn, net als de whiskey en de porto. Eens ik al die dingen heb rechtgezet, zijn er geen grenzen meer. Op een dag zal ik er staan.
Zijn wegen zijn ondoorgrondelijk.