“Ken je dat gevoel dat je halfnaakt op een springplank staat?
Je blik strak op het water gericht.
Je staat te hoog. Je mond is kurkdroog.
Je weet dat het water ijskoud is, maar toch wil je erin, omdat je dan weet dat je voor even zweeft en voelt dat je leeft.
Je sluit je ogen, je lichaam rilt.
Dit is wat je echt wilt.
In gedachten tel je tot drie.
Een, twee, nee.
Drie, twee, nee.
En dan doe je het.
Als een ingeving, alsof je geen andere keuze hebt.
Je voelt hoe het water je omarmt. Je wordt volledig bedolven onder de zachte golven van het water. Je spartelt, zwemt, drijft en beweegt.
Je leeft!
Dat. Dat gevoel.
Zo hoort het ook in de liefde. En dat wil ik voor eeuwig.”
Je bent opgetogen over mijn antwoord en wilt mij meteen ontmoeten.
Je ogen glinsteren, ik bloos en we besluiten argeloos om samen de avond door te brengen.
We drinken, proeven en lachen tot onze handen en monden ervan plakken en kleven. Ik ben aan het zweven. Deze keer niet aan de oppervlakte van het water.
“Dus jij wilt mijn verhaal horen?”
Je knikt. Ik slik. Het is niet mooi.
“Ik had alles wat iedereen wilt: een job, vrienden, een lief, een rijk gevuld leven. Het was alsof de beste kunstenaar mijn wereld had vormgegeven.
Alleen vond ik het kunstwerk lelijk.
Het was niet mijn droom.
Die dag zochten we in de KwadrO de ideale ramen uit voor ons huis en ik voelde hoe al mijn lichaamsvochten leken op te drogen in mijn uitzichtloze, broze bestaan.
Ik wist dat ik hem moest laten gaan.
Mijn luchtpijp sloot zich af.
‘Ik krijg geen lucht’, zei ik eerst zacht waarna ik met alle macht naar zuurstof zocht en vocht om mijn longen mee te vullen.
Ik riep, huilde, krijste en brulde en toen schoot ik in de lach.
Maar alleen ik begreep de mop.
Hoe kon het dat ik in een realiteit van ramen, deuren en iedere mogelijkheid niet kon ademen?
Ik was hem kwijt.
Ik had immers uitgesproken wat onmogelijk was en dat betekende ons einde.
Een diepe kras op een smetteloze plaat. Het was onze doodlopende straat.”
Aan tafel valt een stilte.
Maar jouw stilte is zoveel milder dan alle gedestilleerde, kille zinnen die hij niet langer aan mij wilde verspillen.
Je knijpt in mijn hand en kijkt diep in mijn ogen.
Jij staat aan mijn kant.
Mijn lippen worden naar je toegezogen en jouw kus brengt mij rust.
En voor het eerst vind ik alles goed.
Ik moet niet meer.
Zijn zwijgen en verwijten doen mij niet langer zeer.
Ik heb niets meer te verliezen. Prima toch om een andere weg te kiezen.
De wereld ligt aan mijn voeten.
Het leven, een dessertenbuffet waarvan iedereen wilt proeven.
En soms heb je nu eenmaal schimmels tussen je tenen of ben je allergisch voor zoetigheden. Je kunt niet altijd dansen op de maat van het leven.
En dat is goed, want deze keer heb ik jou, en dat is genoeg.
Alleszins als ik je effectief had ontmoet.
Als jij precies had gedaan zoals ik het in mijn hoofd had. Onze toekomst in het klad.
Maar jij hebt ons klein geluk in de kiem gesmoord.
Ik snap niet waarom jij niet antwoordt!
Jij was mijn oplossing, mijn rots, mijn anker, mijn achterpoort.
Ik weet dat dit niet hoort, maar ik bekijk opnieuw je Tinderprofiel.
Cyriel.
25 jaar.
Een foto van een jongen met een brede lach en warrig haar die mij met gelukzalige ogen aanstaart met daaronder zijn vraag:
Ben jij klaar voor de liefde?