“Knoopt uw jasje schoon dicht”, sist zij kordaat. Haar mooie, diepe, donkere ogen staan scherp. Er valt met haar niet te sollen, zoveel is duidelijk. Haar lange haren golven op en neer terwijl ze stevig en vastberaden weg beent. Hij heeft zichtbaar moeite om haar bij te houden. Hij opent zijn mond even, maar lijkt zich dan te vermannen en doet dan, met enige tegenzin in zijn blik, gedwee wat ze zegt. Ze is niet makkelijk om mee samen te werken, weet hij, maar om één of andere reden krijgt ze toch altijd maar alles klaar gespeeld. En hij? Hoewel hij de hoofdrol speelt in dit verhaal, weten ze allebei dat hij het in zijn eentje nooit zou klaarspelen. Hij houdt even halt, haalt diep adem, en zet het dan op een lopen om haar in te halen. Oké. Showtime. Nog een laatste keer. En dan is het allemaal voorbij. Ze naderen de grote, zwarte, smeedijzeren deur. Alsof ze elkaar nooit gekend hebben, gaat zij links, en duwt hij de zware deur half open. Hij kucht geluidloos, recht zijn schouders en loopt daarna met een gladde zelfverzekerdheid het kleine trapje op, tot in de grote lobby. Het smakeloze zalmroze tapis-plain dat de hele ruimte bedekt, komt duizelingwekkend snel op hem af. Zelfs in de jaren zeventig kan dit niet mooi geweest zijn. Hij laat bij het voorbijlopen heel even voorzichtig, bijna lieflijk, zijn linkerhand rusten op de roze leren sofa in het midden van de lobby. Dat mensen hier vrijwillig blijven overnachten, en er dan nog een fortuin voor neertellen, daar kan hij met de beste wil van de wereld niet bij. Uit de muziekinstallatie kraakt ‘Private Dancer’ van Tina Turner, nog zo’n afgebleekt icoon uit vervlogen dagen.
“Oké”, zegt hij tegen zichzelf. “Oké”. Met een Hollands accent. “Owkej”. Kom op man, draai die knop om, en ga ervoor. Niks te verliezen. Gewoon gaan. Haal die charmante lach nog eens boven, schud nog eens met die prachtige donkere haren. Laat je perfect gevormde haarlijn maar eens zien aan de smakeloze vrouwen in dit smakeloze etablissement. Binnen tien jaar is het te laat, dan zal je langzaamaan grijs geworden zijn, en zal blijken dat dat knappe gezichtje van je lang niet meer zo gaaf is als vroeger wel leek. Zorg vandaag maar voor dat appeltje voor de dorst. Hij merkt dat hij te lang heeft stilgestaan wanneer er langs achter zachtjes iemand tegen hem aan botst. “Excuseer,” zegt een vrouwenstem dicht bij zijn linkeroor. Te dicht. Er loopt instinctief een koude rilling over zijn nek bij het horen van de lage vrouwenstem. Bingo. Zou hij nu al beet hebben? Geluidloos haalt hij adem, knippert een fractie van een seconde met zijn ogen, en draait zich dan om. Nog steeds geluidloos, en traag. Ze is mooi. Erg mooi. Haar ogen staan levendig, haar wangen energiek rood. Dit is ongetwijfeld de dochter van graaf de Craene, zijn target voor dit weekend. Wat een toeval. Maar god, wat is ze mooi. Waarom is zij in godsnaam hier? Wat doet zij tussen deze onverdraaglijke elitaire oude zakken? Ze misstaat hier als een panter in een varkensstal. Ze glimlacht spontaan en vriendelijk, wat haar nog mooier maakt. Het duizelt hem even. Tina Turner reutelt ondertussen zeer overtuigend haar finale, maar de muziek stoort hem ondertussen niet meer. Hop. Hij is volledig in zijn focus. Eindelijk. “Mijn excuses”, lacht hij charmant. Zijn perfecte tanden steken fel af tegen het zalmroze interieur. “Ik weet dat ik in de weg stond, ik geloof dat ik even in gedachten verzonken was.” Hij zegt het opzettelijk geheimzinnig, iets zachter dan hij anders zou praten. Vrouwen houden van mannen die in gedachten verzonken zijn. Altijd. En aan de blik van dit exemplaar te zien, heeft hij prijs. Het mysterie van de man. Een succesformule.
“In gedachten verzonken? Ben je dan niet aan het werk?” vraagt ze terwijl ze terloops even op de twee grote koffers die naast haar staan wijst. Even is hij van zijn stuk gebracht. Hij heeft al veel meegemaakt in deze kringen, maar nooit eerder werd hij als loopjongen van het hotel aanzien. Hij knippert even verbaasd met zijn ogen. Is het zo duidelijk van hem af te lezen dat hij hier eigenlijk niet thuishoort? Voelt ze dat hij geen van hen is? Heel even dreigt zijn masker te vallen, maar hij herstelt zich razendsnel. “ Ik? Ik kom voor het congres van morgen. Maar zal ik even iemand roepen voor je koffers?” ze lacht even ongemakkelijk, en tuit haar lippen. Een zucht peperdure parfum overvalt hem. Dit, denkt hij, is de geur van geld. Dit moet hij hebben. Hij mag haar niet meer uit het oog verliezen. Subtiel toenadering zoeken, haar verleiden met zijn geoefende mysterieuze blik en zijn gedistingeerde houding. Het vertrouwen winnen, haar kop een klein beetje zot maken, en dan keihard toeslaan. Binnen vierentwintig uur is hij zo rijk als de zee diep is. Dan kunnen Saskia en hij stoppen met dit dwaze vertoon. Een jacht kopen en eindeloos ronddobberen op de Stille Oceaan. “Focus! Hou je hoofd er bij!” sist Saskia opnieuw, dit keer door het oortje dat hij in zijn rechteroor heeft. Ze heeft gelijk. Hij moet bij de zaak blijven. Op het gezicht van de steenrijke dochter valt intussen af te lezen dat ze hem zonet een vraag stelde, maar hij heeft geen flauw idee wat. “Zullen we even buiten gaan zitten?” vraagt hij zo nonchalant mogelijk, “Ik krijg het hier zo benauwd van dat kunstmatige licht.” Om zijn rol af te maken, diept hij uit zijn linker broekzak een maagdelijk witte, gesteven zakdoek. Hij zucht te luid en te diep en dept zijn voorhoofd. Bingo. Op het voorhoofd van de mooie blondine verschijnt een diepe rimpel, instinctief neemt ze hem vast bij de ellenboog. “Gaat het wel? Je ziet er inderdaad een beetje bleekjes uit.” Hij knikt met dichtgeknepen ogen, terwijl de vrouw hem naar de patio loodst. Ook hier is de inrichting zo smakeloos dat hij er bijna echt onwel van wordt. Nog even doorzetten. Kom op, jongen, je kan dit. Nog één keer. Denk aan dat jacht. Denk aan bodemloos rijk zijn. Denk aan die joekel van een verlovingsring om Saskia’s ringvinger. En aan haar verbaasde gezicht.
Hij ploft gespeeld vermoeid neer op één van de houten tuinstoelen die op het zalmkleurige terras staan. Ja. Nu komt het. Nu zal ze voorstellen om een glaasje water te gaan halen. Het moment om ervandoor te gaan met het tasje dat ze zal laten liggen. Één minuut heeft hij nodig. Één minuut, en hij is rijk. “Zal ik even een glaasje water voor je gaan halen?” Er klinkt een zekere ongerustheid door in haar stem. “Nee hoor, hoeft niet, het gaat zo weer beter.”, wuift hij haar voorstel weg, goed wetende dat ze toch naar de bar zal gaan om een glas water. En jawel, ze staat op, de diepe rimpel is er nog steeds. “Ik ben zo terug,” zegt ze, “water doet altijd wonderen.” Showtime. Hij kijkt hoe ze inderdaad haar tasje naast hem laat liggen, volgt haar met zijn ogen terwijl ze langzaam weg stapt, en maakt aanstalten om het tasje te nemen en weg te lopen. Maar dan ziet hij vanuit zijn ooghoek hoe een in het zwart gehuld figuur hem strak aankijkt. Fuck. Ze heeft verdomme haar eigen bewakingsagent bij. Dat maakt de zaken moeilijker, maar niet onmogelijk. Nadenken, jongen. “Saskia!” fluistert hij tegen het revers van zijn kostuumjasje. “Problemen. Ik heb de water-truuk boven gehaald, maar haar bodyguard staat mij hier aan te gapen. Heb jij haar in je vizier? Kan je voor afleiding zorgen?” Een seconde stilte. Even vreest hij dat graaf de Craene hun spelletje doorheeft en dat Saskia nu omringd is door een legertje ongure mannen, maar dan klinkt er heel droog “Check. Doe het nu.” in zijn oortje. Saskia. Redder in nood, altijd weer. Wat een wijf.
Zonder om zich heen te kijken of te aarzelen grist hij het tasje vast en zet hij het op een lopen, in de richting van de struiken rondom de patio. Uit het kletterende glas dat hij binnen hoort, maakt hij op dat Saskia inderdaad voor afleiding zorgt, en dat hij nog zeker een dikke minuut heeft vooraleer de diefstal opgemerkt zal worden. Zijn hart bonkt in zijn keel, de adrenaline bruist in zijn hoofd. Alles suist. Vooruit. Recht vooruit. Hij voelt ondertussen de ogen van de bodyguard in zijn rug priemen, maar hij maakt zich geen zorgen. Als hij rent voor zijn leven, komt alles goed. Hij is sneller dan die lome krachtpatser. Sneller en slimmer. Hoor die kerel maar eens stampen. En lopen maar. Daar, door dat gat in de haag, recht de wildernis der struiken in. Nog even en hij is veilig. Nog één minuut pompen en hij hoeft zich nooit meer zorgen te maken. De mouw van zijn jasje scheurt aan een tak waarachter hij blijft haken, maar hij blijft lopen. Zijn duurste aankoop ooit. Hugo Boss. Pure zijde. Getailleerd. Een echte investering, hij mocht immers niet opvallen. Met dit pak en zijn perfecte smile won hij altijd instant geloofwaardigheid bij de rijke vrouwen die hij bestal. Hij zal het toch niet meer nodig hebben, na deze catch. Het had zijn beste tijd toch al gehad.
Wanneer hij zeker is dat hij niet meer gevolgd wordt door de zwartgeklede kleerkast, zet hij zich hijgend op zijn knieën. Hij heeft de longen uit zijn lijf gelopen. Zijn vingers trillen van opwinding wanneer hij de portefeuille van dochter de Craene uit haar tasje haalt. Baar geld, een handvol platina creditcards en een stapel staatsbonnen, volgens Saskia’s research. Goed voor een paar miljard euro. Tergend traag opent hij de ritssluiting van de peperdure portefeuille. Zijn oren suizen. En dan…
Één kleine post-it. Verder is de portefeuille leeg. Een belachelijk klein papiertje met een smiley, begeleid door één zinnetje. “Kijk in je achterzak.” Hij krijgt het ijzig koud. Plots voelt hij het. Zijn hart begeeft het bijna. Leeg.