“Houd me gewoon vast.” fluister ik met een hese stem en ogen doordrenkt van tranen.
Zoals bomen pogen naar de zon toe te reiken, of met hun wortels diep wroeten in de aarde, vroeg ik hem me vast te houden.
Het was geen roep om aandacht, noch het een hulpeloze poging tot affectie was. Dit was écht, puur zielenwerk- of leed, tot op het bot af kluivend, enkel twee naakte zielen recht tegenover elkaar.
Hij geeft geen kik noch een krimp en kijkt me uitdrukkingsloos recht aan.
De grond onder mijn voeten begint te wankelen en ik voel alles tegelijkertijd. De tranen kolken in mijn ogen, net zoals de vloed aan emoties en gevoelens lelijk huishoudt in mijn lichaam.
Toch staar ik hem recht aan en fluister:
“Houd me gewoon.”
De 'vast' verdwijnt in zijn kolkende kijkers.
Licht en donker verzwelgen elkaar.