‘Come on let it go-oooo, just let it be-eeee, why don’t you be you-uuuu and I’ll be me …’ Hardop zing ik de woorden mee. Ik staar naar het scherm van mijn laptop. Het Word-bestand is één grote grijze massa en als zelfs de oude Griekse beschaving om elf uur ’s avonds niet meer inspireert …
Ik kijk op bij de tik op mijn schouder en trek de koptelefoon van mijn hoofd.
‘Hé idioot, wat zit jij depri mee te jengelen.’
‘Hou je kop, Daan!’
‘Ga je mee naar Lucia’s? Rik en Tony zijn er al.’
Ik schud mijn hoofd en kijk opnieuw naar mijn beeldscherm. ‘Dit moet voor twaalf uur naar Starings Postvak IN. Je weet hoe hij is.’
Ik grinnik als Daans gezicht betrekt. Een zware hand valt op mijn schouder en vol medelijden zegt hij: ‘Man, succes. Maar je komt na de tijd nog wel een biertje doen?’
‘Ja misschien, ik heb wat hoofdpijn. Ik laat het nog wel weten.’
Daan haalt zijn schouders op. ‘Later, man!’ De deur valt achter hem dicht.
Ik zet Shape Of You van Ed Sheeran op minimaal volume en lees wat ik tot nu toe heb geschreven.
Als historisch figuur heb ik koning Leonidas I van Sparta gekozen, maar verder dan zijn connectie met de Slag bij Thermopylae en de film 300, ben ik nog niet gekomen. Wie was deze koning? Hoe leefde hij in Sparta? Leefde hij anders dan zijn onderdanen? Wat is de voorgeschiedenis van de slag? Ja, ik heb nog wat werk te doen en ondertussen nog drie kwartier de tijd.
Het is drie minuten voor twaalf als ik mijn bestand upload en naar Staring verzend. Opgelucht droog ik de binnenkant van mijn handen aan mijn spijkerbroek. Niet mijn beste werk, maar ik heb het toch maar weer gered. Om van mijn opgejaagde gevoel af te komen scrol ik wat door Facebook. Er staan verschillende foto’s op van mijn vrienden bij Lucia’s. Ik besluit gauw een douche te nemen en dan ook te gaan.
Het warme water is heerlijk. Mijn ledematen worden zwaar en ik gaap. Ik poets mijn tanden en droog mij af. In de spiegel zie ik de wallen onder mijn ogen. Snel stuur ik Daan een berichtje en dan trek ik een schone pyjamabroek en T-shirt aan. Een avondje Netflixen is ook helemaal niet verkeerd, denk ik bij mijzelf. Ik installeer mij met een glas Cola op de bank en start de eerste aflevering van de American Horror Story.
Na een tijdje hoor ik de deur open- en dichtgaan. Ik steek mijn arm in een zwaai boven de bank uit en zeg, ‘Deze serie is echt geweldig Daan, heb jij ‘m al gezien?’
Daan geeft geen antwoord.
Ik duw mijzelf overeind en reik naar de afstandsbediening voor de pauzeknop. Ruw wordt er iets over mijn hoofd geschoven. Het is pikkedonker. Het materiaal ruikt muf. Hardhandig word ik op mijn buik op de bank gedraaid. Voor ik kan reageren zijn mijn handen bij elkaar gebonden en hoe ik ook mijn best doe, mijn enkels zijn daarna aan de beurt.
‘Daan, ben jij dat? Hou op man, dit is echt niet grappig!’
Ik hoor schoenen op de houten vloer, maar verder is er geen enkel geluid.
Handen grijpen me onder mijn oksels en bij de enkels. Ze tillen mij op. Wild kronkel ik heen en weer, maar het helpt niets. De deur gaat open en dicht achter mij.
‘Help! Help, ik word ontvoerd!’ schreeuw ik.
Het duurt maar even voordat ik wind op mijn blote armen voel. Opnieuw gaat er een deur open. Onzacht beland ik op een metalen ondergrond, de deur sluit achter mij. Even later start een motor en komt het voertuig, een busje denk ik, in beweging.
Wie zijn dit? Wat willen ze van me? Het is niet alsof ik geld heb. Of mijn ouders. En waarom hebben ze mij? Wat heb ik gedaan? Ik doe niet aan drugs, ik drink bijna nooit, ik steel niet, doe niet aan internetcriminaliteit, heb nog nooit iemand vermoord; zelfs nog nooit publiekelijk ruzie gemaakt! Mijn gedachten schieten van hot naar her en ineens denk ik aan Daan.
Hij gebruikt wel eens drugs. En hij heeft ook wel eens wiet verkocht. Is hij geld schuldig? Denken ze dat ik Daan ben? Of ben ik onderpand? O, God, waar ben ik in terecht gekomen …
Ik haal met diepe teugen adem; in door mijn neus, uit door mijn mond.
Ik leef en ondanks dat we al een poosje rijden zijn we volgens mij nog in de bewoonde wereld. De bossen rondom de stad zullen we niet komen. Toch?
‘Gaan jullie me vermoorden?’ vraag ik met een onherkenbare piepstem.
Na een paar minuten komt het busje tot stilstand. De achterdeuren gaan open.
‘Help! Help me dan toch! Ik word ontvoerd! Hoort iemand mij?’
Er opent een deur. Een tel later voel ik de hitte op mijn armen. Ik hoor muziek en mensen lachen.
Onzacht val ik op mijn kont. De blinddoek verdwijnt en ik sluit mijn ogen tegen het plotselinge felle licht.
‘Je zei dat je niet meer kwam.’ Ik open mijn ogen en kijk naar Rik.
‘En daar waren wij het niet mee eens,’ zegt Tony naast hem.
‘Dus besloten we je maar op te halen,’ sluit Daan af.
‘Biertje?’ vragen ze tegelijk.