Utopisch visioen
Schotland, achttiende eeuw
De zonsondergang begon vroeg in de avond. Het donker verdreef het laatste restje warmte, dat die middag met de zon was binnengestroomd. Het vuur laaide hoog op in de haard. Samen met de kaarsen verlichtte het de slaapkamer. Lisa McBrady lag op adem te komen. Robyn McBrady zat naast haar, haar hand in de zijne. Ze had hem fijn geknepen, maar het deerde hem niets.
Na vier maanden had Lisa besloten dat ze thuis wilde bevallen. Te veel vrouwen in de ziekenboeg in het dorp overleden aan kraamkoorts. ‘De vrouwen bevielen eeuwen geleden ook zonder hooggeëerde dokter,’ argumenteerde ze toen Robyn zijn twijfel uitsprak.
Na Lisa urenlang in pijn te zien, sloeg de twijfel echter weer toe. Had hij er verkeerd aan gedaan haar wens in te willigen? Ze had donkere kringen onder haar ogen, het zweet stond op haar voorhoofd. Op sommige momenten overstemde haar uitputting alles.
‘Waar blijft die vroedvrouw dan toch?’ Robyn veegde de haren uit het gezicht van zijn vrouw. De laatste wee had nieuwe plooien in haar gezicht getekend. Ze was zo sterk, maar hij was bang. Hij hield van haar. Hij zou alles voor haar doen; hij zei het nooit, maar hij hoopte dat zij dit wist. Lisa glimlachte naar hem. ‘Heethoofd,’ zei ze en ze streelde zijn wang. ‘Ja, ze had hier al lang moeten zijn!’ Robyn schudde zijn hoofd. ‘Het past bij je rode haren.’ Ze pakte een rode krul tussen duim en wijsvinger en zei: ‘Ik hoop dat zij jouw haren krijgt.’
In haar dromen zag ze hen soms, met zijn drieën op de klif, vlakbij hun huisje. Ze voelde de wind door haar haren waaien en hoorde de zee tegen de klif slaan. Hun dochter tussen hen in. Over de wind en de zee hoorde je haar gegiechel, ze danste met onschuldig plezier. De blik in Robyns ogen als hij naar zijn dochter keek, versterkte haar liefde voor hem, haar verlangen naar haar.
Robyn ontwaakte uit een sluimer door gebons op de deur. ‘De vroedvrouw.’ Lisa gaf hem een bemoedigende kneep in de hand. Robyn haastte naar de deur. ‘Het spijt mij, meneer, mevrouw, dat ik zo laat ben,’ zei Blaire, ‘de jonge Evangeline Douglas is bevallen van haar zoontje. Hij wilde niet huilen.’ Aan de frons op het gezicht van de vrouw te zien was dat niet goed. ‘Gelukkig ben ik nog niet te laat. Nu, laat mij eens even kijken.’
Ze knielde naast het bed en liet haar handen onder de dekens glijden. Lisa huiverde bij de aanraking. Hij liet zich aan de andere kant van het bed op zijn knieën zakken en pakte Lisa’s hand. Met zijn andere hand streelde hij voorzichtig haar bruine haren, haar zachte betraande wangen en hij murmelde nietszeggende woorden in de hoop dat het haar zou geruststellen.
Nu Blaire er was ging het snel, alsof Lisa zich had overgegeven. Het lichaam van zijn vrouw kromp ineen bij de volgende wee, haar gezicht vertrokken tot een pijnlijke frons. Robyn schoof zijn hand rond haar nek. Hij was koud van de spanning; hij hoopte dat het haar wat verlichting bracht. Blaire sloeg het deken terug, ‘Bij de volgende verkramping moet u persen, mevrouw.’ Haar handen verdwenen weer onder het witte laken dat over Lisa’s onderlichaam lag. Lisa kermde, kneep in Robyns hand tot hij dacht dat zijn vingers zouden breken en toen hij ervan overtuigd was dat ze niet langer kon, bewees ze opnieuw haar kracht. Hij zag de spanning in haar kaken. Haar gezicht was rood aangelopen en het laken dat over haar heen lag, trilde mee met haar benen. Robyn moedigde haar aan; streelde de haren van haar voorhoofd, fluisterde. Vertelde haar over de eerste keer dat zij met hun dochtertje naar de zee zouden gaan. Ze schreeuwde. Een paar tellen later zakte ze happend naar adem terug op het bed. Het geluid van een huilende baby klonk vanuit de armen van Blair. ‘Een gezond meisje, meneer, mevrouw.’ Ze legde het mensje voorzichtig op de borst van Lisa en dekte moeder en dochter toe met een laken en wollen deken.
Robyn kon zijn blik niet van zijn vrouw houden. Haar ogen straalden in het licht van de kaarsen. De tranen op haar wangen leken te glimmen als zilver. Ze aaide met haar wijsvinger over het wangetje van hun dochter en toen ze hem aankeek was haar blik zo intens dat zijn hart pijnlijk samenkneep. Blaire scharrelde rond in de kamer. Ze laaide het vuur in de haard hoog op en kookte water. Voor Robyn haalde ze een glas cognac. ‘Dat heb je verdient, vader,’ zei ze met een glimlach. Voorzichtig zette Robyn het lege glas weg en boog zich over Lisa. Haar witte gezichtje stak fel af tegen de donkere kringen onder haar ogen. Door halfgesloten oogleden staarde ze naar de baby in haar armen. Hij gaf het meisje een kus en daarna zijn mooie vrouw. Ze lachte naar hem. Met een diepe zucht sloot ze haar ogen.
Hun dochter lag al warm toegedekt in haar houten wieg, toen Lisa onrustig werd. Ze trilde, kreunde en schudde wild met haar hoofd heen en weer. Blaire, die aan de andere kant van de kamer bezig was geweest, liep met een frons op haar gezicht naar het bed. ‘Ze is erg wit,’ zei Robyn. De frons verdiepte. ‘Haar vingers worden maar niet warm.’ Robyns handen waren na de bevalling weer opgewarmd en hij had de hele tijd dat Lisa sliep, de hare vastgehouden. Blaire knielde bij het voeteneind en liet haar handen onder de dekens glijden.‘Meneer McBrady,’ fluisterde Blaire, ‘als ik u vraag de kamer te verlaten, doet u dit dan?’ Robyn bestudeerde het gezicht van de vroedvrouw. ‘Absoluut niet, wat is er met mijn vrouw aan de hand?’ Blaire was al opgestaan en sloeg de dekens omhoog. Scherp ademde ze in en keek met grote ogen neer op het bed.
Robyn werd duizelig toen hij de hoeveelheid bloed zag. Dat kon niet goed zijn. Hij keek terug naar het gezicht van zijn vrouw. Haar mooie gelaatstrekken waren samengetrokken in pijn. ‘Doe iets!’ bulderde hij toen Blaire verstijfd bleef staan. Hij kon zijn vrouw niet verliezen. Hun dochter had haar nodig. Híj had haar nodig. Uit de linnenkast, die Robyn haar wees, haalde Blaire alle schone lakens die er lagen. Ze knielde opnieuw bij het bed, zei: ‘Ze moet stoppen met bloeden,’ en ging aan het werk. Even later zei ze: ‘Haalt u water uit de put. Het zou koud genoeg moeten zijn om de koorts te laten zakken.’ Robyn kuste Lisa’s hand en haastte zich naar buiten. Blaire stond al met het laatste laken paraat toen hij de houten emmer, op haar aanwijzingen, naast het bed zette. Tussen de benen van zijn vrouw lagen de lakens opgepropt. Zou het genoeg zijn? Blaire doopte een deel van het laken in het steenkoude water en begon zijn vrouw te wassen.
Een paar uur voor zonsopgang stopte het ijlen. Lisa’s ademhaling bleef oppervlakkig, maar de frons was van haar gezicht verdwenen. Robyn zat naast haar, zijn dochter in zijn armen, toen ze haar oogleden opende en het eerste licht in haar ogen weerkaatste. Haar blik was dof en haar gezicht had een grauwe kleur. ‘Geef me May?’ Robyn glimlachte bij het horen van de stem van zijn vrouw. Ook al kraakte ze, het was nog steeds de mooiste stem die hij ooit had gehoord. Voorzichtig kuste hij Lisa en legde May in haar armen. ‘Een mooie naam, May.’ Lisa streelde met haar vingertop over het gezichtje van May. Haar bolle wangetjes, de wat gezwollen oogleden, de getuite lipjes en het wipneusje. Een stille traan gleed uit haar ooghoek, over haar wang. ‘Beloof me … dat je met May … naar de klif gaat, haar … de wind laat voelen … en het ruisen van de zee laat horen,’ zei Lisa met tussenpozen. Er kwam een verstikt geluid uit Robyns keel. Lisa hief haar hand en streelde haar duim over zijn natte wang. Hij greep haar pols en kneep zijn ogen dicht. ‘Ik hou van je,’ fluisterde hij. Hij opende zijn ogen, keek haar aan en zei haar: ‘Ik hou zoveel van je.’
Acht jaar later
Robyn ademde diep in. De koude zeelucht stroomde naar binnen, raakte zijn hart. ‘Vader, kan moeder ons zien vanuit de hemel?’ Robyns hart kneep samen bij Mays gefluisterde woorden. ‘Ik denk het wel lieverd.’ Hij keek omlaag toen haar kleine handje in de zijne gleed. ‘De zonsopgang heeft de kleur van onze haren, vader,’ zei May. Geconcentreerd staarde ze naar waar de zee de horizon raakte. ‘Ja,’ zei Robyn, ‘dat is zo.’