Vanuit mijn wereld stappen in die van het verleden. Onmogelijk? Nochtans staat het me vandaag te gebeuren. Helemaal gepakt en gezakt gaat mijn hedendaagse leventje met het vliegtuig een 20-tal jaren terug. “Taxi!” Ik kijk nog één maal achterom: mijn huisje, mijn voortuin, mijn moto… Ik laat alles tijdelijk aan zijn levenloze lot over. Ik stap in, groet de chauffeur en bedenk me hoe belachelijk tradities eigenlijk wel zijn, maar tevens peins ik hoe suf het zou zijn moest ik als enige niet komen opdagen. De gehele rit zit ik uit de autoruit te staren, kijkend naar wat had kunnen zijn.
Om eerlijk te zijn had ik hier niet erg veel, maar het was genoeg. Zeker voldoende om het verre verleden uit mijn gedachten te bannen. Echter, toen kwam de brief of beter de uitnodiging van Sarah. Nooit gedacht dat ook maar iemand, behalve de harde kern van vrienden uit mijn geboortedorp, mijn nieuwste adres zou kennen. Zou Hij het gezegd hebben? Misschien. Volledig naast de kwestie piekerend stapte ik uit het witgele vervoermiddel. En na het onnoemelijk veel-te-veel-betalen, snel ik met mijn bagage bij de hand naar de ingang van het vliegveld. Ik nader de automatische schuifdeuren en begin hevig te zweten. Het gevoel dat een afstand van tien meter meer dan een volledig uur in beslag neemt – IJskoud is het hier in Barcelona. – De deuren openen niet, ze openen niet, “Yes!” Ze openen niet! Maar met mijn neus tegen de beglazing aangedrukt openen ze uiteindelijk dan toch.
Ik vind mijn kalmte terug en zorg ervoor dat ik mentaal klaar ben voor de periode van aanschuiven en wachten. Ik schakel mijn bewustzijn uit en reboot mezelf pas weer wanneer ik in het vliegtuig zit. Een nieuw model? Men kan bijna volledig door de zijkant en het uiterste deel van de onderkant kijken. Eindelijk lijkt het vliegen écht. Niet langer zit ik in een machinaal monster dat vervuiling als uitwerpselen creëert, maar wel in iets moois. Vliegen is nu het letterlijke beeld waarvan iedereen ooit eens heeft gedroomd. Dat is, als ik richting de zijkanten tuur, want kijk ik recht voor me uit dan zie ik nog steeds één of andere irritante kleuter in zijn toch voortdurend bewegend zitje dat periodiek tegen mijn knieën botst. Weg magie, daarom droom ik maar weg.
Ik ben nog niet wakker, neen, dat duurt nog een kwartiertje. Toch ben ik genoeg ontwaakt om het einde van mijn droom te beleven. Ik sta op een verlaagd platform, alleen en in het midden. Ik kijk om me heen en zie honderden roltrappen waarvan de bewegende band slechts naar me toe komt. Ontsnappen kan dus niet, de band beweegt immers razendsnel naar beneden toe. Desondanks staan er mensen aan de bovenkant en minstens tientallen begonnen te midden van de trap en geraakten zonder problemen boven. Verward word ik wakker en merk ik dat we aan het landingsmanoeuvre begonnen zijn.
Ik ben een vaste slaper.