Ik zie je
maar niet helder.
Al wel duidelijker dan in de zomer
- hoewel ik toen als klaarder zag,
je schitterend overkwam.
Nu sta je vaak in het duister,
in het donker zelfs.
Dan erger ik me.
Zucht ik.
Vraag ik me af waarom.
Waarom weer?
Hoe lang?
Je leert elkaar wel kennen, toch?
Al is het op de tast. Alles went.
Zo ook jij, wij, ons.
Ik zie het.
Dat is helder.
Zei je iets?