druppelende inkttranen
uit de stuiptrekkende pen
vlekkerig en glanzend
de lekkende woorden uit mijn zwarte rivier
ik verdronk, zonk en stikte
net niet, de vervloekte pen
wierp een reddingsboei
draagt de spartelende dichter
onder een stolp van stilte
door mijn eigenzinnige stroom
zocht je een dam op
drijf je op een stabiele boot
maar de rimpeling op het wateroppervlak
spiegelt onze monding
waar we samen ademden
en waar mijn gedicht opdroogt