Wij vergaten onze namen
toen de kogels gingen zingen
en de storm niet eens bij machte bleek
de stilte te verdringen
Of bij het kiezen van een leider
die het volk niet tegensprak,
tenzij op plaatsen waar de helft
het liefst zijn land in tweeën brak
Wij vergaten onze namen
in dat oeverloze praten
en we goten onze angst
in nog wat blokken op de straten
Meer beton. Nog meer beton.
Brussel brandt uit vele gaten.
Meer beton. veel meer beton. Stop.
Wie zal er vullen wat wij achterlaten?
Wij vergaten onze namen
bij het winnen buiten zinnen,
rode leeuwen, rode panters
Grand finale, opnieuw beginnen
Ook toen bleek dat kleine David
tweemaal Goliath versloeg
Game, set & match
alsof de mythe daarom vroeg
(werd ook de vrouw van zeven kampen werelds beste in ’t gezwoeg)
Wij vergaten onze namen
bij het zoeken naar De Bende,
die, als punt bij paal kwam kijken,
menig mens al jaren kende
Of bij het ruiken hoe de macht
met te veel lust, te losse handen,
stinkend, badend in het zweet
nu toch zichzelf wist op te branden.
(Zelfs de pauw verloor zijn pluimen)
Wij vergaten onze namen,
bij het lezen hoe de rijken
daar, ver weg in ’t paradijs,
wat naar hun centen staan te kijken
(en we hopen ooit in hun fictieve brievenbus te zeiken)
En wijzelf, eens uitgeteld,
kozen eieren voor ons geld
en nog wat vlees, liefst niet te duur,
dan maar geslacht met wat geweld.
“Mag het iets meer zijn, alstublieft?”
Maar al die woorden doen ons weinig,
het gedoe zit in de mensen
en het doen doet er niet toe.
“Gelukkig jaar, en beste wensen”.