ik weet hoe dat gaat, poes
al die seizoenen van landerig verlangen
altijd naar iets
altijd naar later
en dan later,
later naar vroeger
het was jouw dag van taart en hoedjes
— wat zit er in de doos?
met serpentine behangen vergeet je zo snel
soms zelfs waarnaar
je verlangde
blij dat hij voorbij is
de nacht is uitgeregend
nu naar het station
tussen restjes van plasjes van blinkende waterzon
en vervaalde confetti die plakt
aan een stoepvol achterhaalde jaren
— je herkent ze in het voorbijgaan
groet ze flauw
niet helemaal van harte
sommige groet je
zelfs helemaal niet
ik weet hoe het voelt
het voelt als verraad
je had iets willen roepen maar te laat en te traag
ze gleden voorlangs uit je volle blikveld
of ze glipten naar buiten
ongezien, langs de achterdeur
maar weg zijn ze wel degelijk
of toch tot een dag als vandaag
tot ze verzamelen blazen
je besluipen op het perron
en langs achter overvallen,
mes op de keel en daar sta je dan
en je denkt: dít had ik kunnen weten
dít had ik moeten zien
— maar mag ik misschien
gauw iets fluisteren in je oor?
‘geen paniek, zo zit het niet
de jaren hebben jou lief, net als ik’
we komen samen op straat om je te vieren
elke dag weer, een vrolijke betoging
geen overval, geen wurggreep
omhels wat het is: een omhelzing
dus krul op, straks, in je mand vol kussen
kreun van verrukking en
— waarom ook niet?
spin
© Marc Terreur, 10 januari 2023