Over Marc Terreur

'Nesten' wint de wedstrijd Erfgoeddag zoekt Thuisgedicht (2024).

“Een zeer sterk beeldend vermogen."
"Beelden en mysteries (...) die mijn hoofd doen knetteren. Ik beland in een soort vredige eenzaamheid, verlaten en klein in de geschiedenis."
"Alles in het gedicht (…) heeft een betekenis. Ik werd er oprecht stil van."
(‘Terugpijn’ werd in maart 2024 Tip van de week op Azertyfactor. Geselecteerd en bewierookt door auteur en podiumdichter Tom Driesen.)

Marc Terreur is een levenslang door taal begeesterd muzikant en tekstschrijver die langs een toevallig zijpad van kinderliedjes zijn bestemming vond in de literatuur: eerst als jeugdauteur, inmiddels als schrijver zonder beperkingen.
Op het voorlopig palmares staan o.a. een scenario voor een animatiefilm, poëzie, een Reynaertmonoloog en meerdere kinderverhalen; hij werkt intussen aan een roman. Zijn kortverhaal 'De laatste Avocardo' werd begin 2024 verspreid in de OKAN-klassen van alle Vlaamse scholen.
Daarnaast is hij ook graag gezien als poëzieperformer. Sinds 2022 brengt hij zijn teksten met vuur naar diverse podia. Hij was te beleven tijdens meerdere edities van de Nacht van de B(r)oze Dichters, Don Vitalski’s Legendarische Dinsdagclub, de Sprekende Ezels en Ballonnenvrees. Hij nam zowel in 2023 als 2024 deel aan Gedichtendag/Poëzieweek, waarbij ook teksten van zijn hand werden geadopteerd als Weesgedicht. Hij beklom twee podia van het vernieuwde ZuiderZinnen, waar hij tevens gastpresentator was.
Zijn gedichten werden gepubliceerd in diverse verzamelbundels, de Scheurkalender 2024 van De Sprekende Ezels, en het online poëzietijdschrift Het Gezeefde Gedicht.
In januari 2024 verscheen zijn eerste bundel, 'Ondersteboven'.
Bestellen en meer info: https://marcterreur.myshopify.com/products/dichtbundel-ondersteboven.

Uitgever Wablieft over ‘De laatste Avocardo’:
"Een sprookjesachtig en hoopvol verhaal over zielen en veerkracht. En over woorden die soms te kort schieten."
“Erg leuk en origineel. Hoe vaker ik het lees, hoe grotere fan ik word.”

Online poëzietijdschrift Het Gezeefde Gedicht over ‘Ontbijt met koffiedik’:
“Prettig spel met de tijdsbegrippen.”

Uit het juryrapport van de Visser-Neerlandiaprijs voor scenarioschrijvers 2020:
“Kleine Veritée Vuurvlieg is een sympathiek scenario overladen met prachtige stijlelementen, extravaganza en personages met mooie namen. Bijna leiden zij af van het verhaal wat met veel vaart en liefde wordt verteld. (...) Fijne sterke vrouwenrollen. Spannend, lief en grappig tegelijkertijd. Mooie verwijzingen naar het huidige tijdsgewricht. Vlotte dialoog die nooit verveelt.”

Teksten

We zijn er nog niet.

Internationale Vrouwendag 2024. Hier in onze relatief veilige Westerse cocon schudden we verbijsterd het hoofd als we zien hoe vrouwen in de wijde wereld nog altijd als vierderangsburgers worden behandeld en monddood worden gemaakt. Als ze opkomen voor hun rechten staat hun fysieke integriteit op het spel, vaak zelfs hun leven. In oorlogszones worden ze door horden Rambonobo’s verkracht, vernederd, verminkt, vermoord. Flashback naar mijn jeugd. Mijn beide (oudere) zussen stapten op hun veertiende de fabriekspoort binnen. Over de mogelijkheid om verder naar school te gaan werd niet eens gesproken: het kwam niet in de hoofden op, daar midden tot eind jaren zestig. Al zeker niet in het arbeidersmilieu waarin ik opgroeide. Dik tien jaar later ging ik, mannelijk nakomertje, naar de universiteit. Ook dat stond niet ter discussie. Zoiets is nu gelukkig ondenkbaar. Maar we zijn er nog niet. Ik keek de voorbije dagen naar ‘Het Onbekende’. Ook nu verbijsterd. Hoe grote mannelijke ego’s het laken naar zich toetrekken. Hoe ze denken alles onder controle te hebben, het varkentje wel even te zullen wassen, om vervolgens met de staart tussen de benen het spel te moeten verlaten. Het bezorgde me enig leedvermaak, moet ik toegeven. Wat me nog het meeste stoorde, was hoe die getypecaste mannetjesputters (een ex-militair docent, een politieman) de ‘gesprekken’ in de auto domineerden met stoere machopraat en dito grappen, en dat de vrouwen op de achterbank dit in stilte lieten gebeuren en op de duur — ietwat onwennig, dat wel — zelfs meegingen in dat gedrag. Ik hoop zo hard dat ze zich daar bewust van waren, of achteraf zijn geworden. Dat ze zich hebben voorgenomen een volgende keer sterker te zijn. En misschien die spierbundels eens aan te spreken op hun toxische masculiniteit. We zijn er nog niet, nee. Ook niet in het Westen. Zelfs niet in de hoofden van onze geëmancipeerde jaren twintig.

Marc Terreur
23 2

Rayn da'Foxx

Uiteindelijk ben ik een soort rockster, wetewel? I’m a rock star, baby!  Rayn da’Foxx. Ondoorgrondelijk. Een beetje gevaarlijk. En stuk voor stuk willen ze zijn zoals ik. Ik kan ‘t ze nie kwalijk nemen: hun levens zijn om bij in slaap te vallen.  ’t Zal wel! Dat ze dromen van méér?  Fuck it.  Dromen is ‘t juiste woord. Lag er zo’n leven naar hen te lonken, ze zouden ... hoogstens ... misschien ... een hand uitsteken. En dan terugdeinzen. Allemaal!  Maar als ge een ster wilt zijn, moogt ge van ‘t vuur niet benauwd zijn. Komt ge nog maar in mijn buurt? Dan zult ge u vroeg of laat schroeien. Alles leg ik in as. Nie omda’k da zo wil — ‘t is gewoon wat ik telkens zie gebeuren. Elke fokking keer.  Ik hou die nobody’s ne spiegel voor, snapt ge? Ne spiegel die toont wie da ze níé zijn. Als ge daar te diep in kijkt, verliest ge alle zelfrespect en ineens ook alle redelijkheid ... alle bróód-nodige beheersing. Ze zouden hun ziel verkopen, om nog maar te kunnen snuiven van de bedwelmende roes van adoratie die rond mij hangt gelijk een parfum.  En dan gebeurt het. Zonder da ze ‘t zelf in de gaten hebben, staan er ... hupla! ... geen maten nie meer op de grenzen waar da z’over willen gaan.  Natúúrlijk storten ze te pletter op mijne ramsjtein! Vanéígens verbranden ze hun gat! Maar op de blaren ritsen? Néé, ze gaan bij mister Noble een beetje jammeren en klagen. Alsof da ‘t mijn schuld is da ze zichzelf wat hebben wijsgemaakt.  Losers. Alles begint bij weten wie da ge zijt. Een kat moet gene vos willen zijn. En een hond gene wolf.  Wa nen hypocrieten boel ook! Alsof da zij nie moorden om te eten! Vangt den beer geen vissen? Slacht de wolf geen schaap? Eet de kat geen muizen, schrokt den hond geen vlees? Wat die kloefers frustreert ... daar moet ge nie aan twijfelen ... is hun eigen lafheid. Hun ergerlijke tekorten.  Da ze gelijk schildpadden hunne kop intrekken, as ‘t erop aankomt. Da ze zich niet durven te tonen voor wa ze zijn ... en geïntimideerd zijn door wie da wél doet!  Maar fuck, wat is mijne wereld op zijne kop gezet, toen ... Ge gaat het nie geloven ... uwen blik is verwrongen door al die afgezaagde Reynaert-roddels ... maar eeuwen geleden was ik ne volksheld, wetewel? Nen entertainer! Koningshof en boerenhof waren wég van mijn clevere zottigheden ... waar da trouwens genen druppel bloed aan te pas kwam.  Maar toen was ‘t gedaan met ‘t applaus. ‘k Had het zien aankomen, maar toch. Opeens bestormden ze mijn burcht. Mijn Malpertuus. Mijn Wazeland. Mijn Capitool!  En de schuldige was William! Rukker William-die-Madoc-maakte! ... Ne mens, OMG ... en nog onbetrouwbaarder dan de rest van zijn slag. Ne kloosterbroeder, die — tot zover zijn vrome geloften — aaneen hing van de leugens en de overdrijvingen.  Acht eeuwen later kan ik hem nog altijd den titel van ‘schrijver’ nie gunnen. Die man was nen beenhouwer die zonder te verpinken kipkap maakte van de feiten ... op de slachtbank van zijn vettig verhaal.  Mijn reputatie is voor eeuwig en altijd naar de bom! En waarom? Omda ‘t beenhouwerke per se nog een vossenepos op ‘t satéstokske van zijn pover palmares wilde prikken. Een vossenepos, komaan ... die waren er duizend jaar daarvoor óók al.  Maar weet ge wa dat hij deed? William-den-afschrijver schraapte uit de braadpan van ene Franse Renart de belevenissen bijeen, klopte ze op en dikte ze nog wat aan, overgoot ze met een forse geut seks en sadisme, en vond het blijkbaar zijn recht om mijne zuivere voornaam aan die wansmakelijke remix te verbinden.  Ikke, ne manipulator zonder geweten? Ikke, moorden uit pure bloeddorst? ... En het zelfzuchtig seksueel roofdier dat hij van mij wilde maken, ben ik óók al niet: ik draag de vrouwtjes juist op handen! Ik doe alleen maar wat de meeste vetzakken van venten vergeten: luisteren naar wat da missus mist en wenst in haar leven.  Toegegeven: ik hou van alle vrouwen, en dat is oprecht een groot verdriet. Maar enfin: asshole William had mij dus goe bij mijne me-too, jong. En de gevolgen konden hem gestolen worden!  Wacht. Nu ben ik mijnen draad kwijt ... Juist! Heel in het begin liep het allemaal nogal af. William zijn fantasiekes maakten da’Foxx nog legendarischer. Zeker omdat hij d’er ook mijn échte plaagstreken in stak. Mens en dier herkenden die, en natuurlijk was het een groot succes, elke keer da meneer ergens te velde een nieuwe aflevering stond te performen.  Maar voor da’k het goed en wel dóór had, werden al die overdrijvingen door het klootjesvolk voor wáár genomen ... en nog verder opgeblazen van mond tot mond. Al die leugens zorgden voor ne giftigen buzz en ook ... ‘t ergste van al ... voor nen breakdown van mijn huishouden — en dat heeft hij en hij alleen op zijn geweten!  Oké. Er waren ... intermezzo’s met Hersinde ... da gade mij nie horen ontkennen. Wat een wolvin.  Maar al dat ánder overspel da meneer-den-broeder in mijn schoenen schoof en in geuren en kleuren moest beschrijven? Zéverr!  Het maakte wel dat Hermelijn onze kroost onder den arm pakte en mij achterliet in heavy emotional shit. Daar zat ik dan in mijn crib, die natuurlijk veel te groot is voor ne vos alleen.  Dus ik vervloek u, William-die-Madoc-maakte! Ik hoop dat er ne kater u ne kloot afbijt ... zoals in da gruwelijk pastoorsverhaal da ge van begin tot eind bijeen hebt gelogen!  Maar da’s dus nog nie alles. Het duurde nie lang of al die leugens en klachten kwamen aan de oren van King Noble. En hup, ik had een proces aan mijn been. Da verhaal kent ge wel, denk ik.  Toen heb ik de show van mijn leven moeten geven ... anders was ik hier vandaag nie geweest. De galg stond gereed. Ne schat heb ik moeten verzinnen, en een complot, om da zwak figuur van ne koning te overtuigen. Enfin, eigenlijk zijn vrouw ... die ietske te zot was van blingbling aan haar lijf.  Ik smeet er nog een belofte bovenop, om ne ... pel-grims-tocht ... te doen. Haha. Da ziede van hier, ik naar Rome en Jeruzalem. Maar allee.  Dus vrijspraak, ’t zal wel zijn ... maar toen? Wa was da met die’n dikke Noble?!  Die losers laten stropen ... daar moet’al ziek-in-de-kop voor zijn. Maar dat hij ook Hersinde haar achterpoten...? Da was er dus ver over. En allemaal voor een complot dat er geen wás! Kijk, ik heb gezworen da zij van heel die conspiracy nie op d’hoogte was, maar smeken en argumenteren, da bracht allemaal nie op. Ik kreeg da koppig bevel nie gekeerd.  Ocharme da kind. Weken en weken daarna kon ik haar nog soms horen krijsen. Nachtmerries had ik ervan ... En da’k het heb proberen tegenhouden, da wist ze nie eens! Ze kende alleen maar de alternatíéve feiten, gelijk da ze in de dagen daarna zijn beschreven door dieje William-de-mislukten-Tarantino!  Ik, Rayn da’Foxx, had Noble het vonnis ingefluisterd. Ik, Rayn da’Foxx, had persoonlijk om da stropen gevraagd.  De zoveelste monsterlijke misdaad die die valsemuil-van-Madoc mij in de pluimstaart heeft gewreven.  Maar geschiedenis is de gelogen waarheid van den overwinnaar. Dus Hersinde, die kon mij wel verscheuren.  En dan hing ik óók nog es aan die stomme bedevaart vast!  Ik begon eraan ... met het plan ... wat dacht ge ... om ergens halfweg een tof plekske te zoeken. Zo wat chillen voor een jaar of twee, awel ja: er zijn ergere dingen.  Maar van al da stappen kreeg ik al direct groten honger. Haas Cuwaert, de pechvogel, die trof mij op een slecht moment. Wa kan ik zeggen? Ne vos moet eten ...  Ik schrokte hem op, met pels en pezen en al. Niets bleef er van hem over.  Maar opnieuw gaf William er nen draai aan. Tja ... blijkbaar kon hij nog een dramatische finale gebruiken. Van een onopgeloste verdwijning maakte hij een onthoofding ... ook al was er dan helemaal geen hoofd. En niemand die daar spel van maakte!? Ja ... spektakel marcheert altijd, precies.  Alleszins, voor de zoveelste keer had die valse pen mij gejost. En ik kan ’t u zeggen: deze keer was sucken! Opeens was ik gene pelgrim meer, maar opnieuw ne valse moordenaar. FLANDERS’ MOST WANTED! ... Ikke?  Dus ja. Verder reizen kon ik wel vergeten. Onderduiken moest ik, direct! In the middle of nowhere ... in nen afgedankte molen.  En toen had Hersinde mij te stekken, chapeau da ze mij gevonden heeft. Met ne lepen truc ... nochtans mijn specialiteit ... heeft ze mij aan de molenas kunnen klinken.  Fuck jong, toen heb ik het mogen kunnen. Ik heb minstens zo luid geschreeuwd als zij, den dag da ze haar vel verloor.  Gefolterd ben ik, dagen aan een stuk ... en dan ineens stond ze daar ... met ne VOORHAMER!!! Mijne kop eraf, dacht ik ... ’t is gedáán met de vos.  Uiteindelijk heb ik mij d’eruit geluld. Ja kijk, als er iets is wat ik kan ...  (WOLVENGELUID)  Wat zegt ge, Hersinde? Ha, ‘t eten is gereed?  (TOT HET PUBLIEK) Oké crowd, ik ga hier moeten stoppen. Maakt nie uit, ‘t voornaamste is gezegd. Voor bisnummers zult ge nog wa geduld moeten hebben. Tot mijne comeback!  Want Rayn da’Foxx ... STOPT ... NOOIT!!!  Merci en bedankt! Love you, bitchéééés!  (BEIDE HANDEN DE LUCHT IN, BUIGT EEN PAAR KEER, GAAT AF, DRAAIT NOG EENS OM)  Ha ja! ... En als ge zo nog eens iets hoort?  IT WASN’T ME!!!     © Marc Terreur, 16 augustus 2023

Marc Terreur
0 0

Geachte heer apenstaart - Open brief aan Tom Lanoye

Geachte heer @tomlanoye,   Ik zie een frons verschijnen op uw voorhoofd, klopt dat? Een zweem van verwarring rond uw licht tuitende lippen? Toegegeven, mijn aanhef is een tikje ongebruikelijk. De meeste van uw naamgenoten had ik uiteraard, zonder daar verder bij stil te staan, aangesproken met ‘beste Tom’. Zelfs ‘hoi Tom’ had gekund. Dit zijn immers tijden van sociale media, met de bijhorende familiariteit die alles en iedereen gelijkschakelt. Dat laatste vind ik niet eens zo verkeerd: lauwerkransen en eretitels, voorrechten en piëdestallen mogen voor mijn part meteen en definitief van de aardbol verdwijnen, de dodo achterna. Ook als het om Tom Lanoye gaat (knipoog-smiley). Opkijken? Krijg je alleen maar nekpijn van. Hoogteverschillen? Weg ermee. Maar in het geval Lanoye wenste ik toch een zekere afstand te respecteren. Omdat ik iemand benader wiens talent en verdienste moeilijk overschat kunnen worden en voor wie ik bijgevolg, ouderwets als ik soms kan zijn, naast — dan toch, ik spreek mezelf tegen — wat klamme sterrenschroom vooral oprechte en ouderwetse achting voel. En dus haal ik ‘geachte heer’ nog maar eens van stal. (Een lang gesloten, naar paardenpis en bescheten stro muffende stal weliswaar — wat overigens bewijst dat het mij in dezen erg menens is met die aanspreking.) Tegelijk moet een mens de pragmatiek niet schuwen: dit zijn ook tijden van hashtags en apenstaartjes, die je handig kunt inzetten om de aandacht te trekken van ooit onbereikbaar volk. Dus kijk, zo is het geworden wat er staat.   (Het zijn, letterlijk tussen haakjes, ook tijden van overmatig gebruik van Engelse leenwoorden, zoals smiley en hashtag. Hell, zelfs ons eigenste Koopcentrum werd op een dag herdoopt tot het net iets pompeuzer klinkende Waasland Shopping Center.)   Gelukkig mogen de Gentse Feesten nog altijd Gentse Feesten heten. Ze staan alweer te trappelen, op vers gesmede hoefijzers. Vorig jaar verdrongen sociale en klassieke media elkaar om me te vertellen dat het een uitstekende editie was geweest. Ik moest ze geloven op hun woord: werkelijk geen enkele dag had ik nog present getekend. Tja, de Feesten gaan wat aan mij voorbij, tegenwoordig. Dat was ooit wel anders. Letterlijk tientallen nachten heb ik Bij Sint-Jacobs in de slaperige dag zien overgaan. Daar kon een uitgedund en aangeschoten publiek cinefielenfilms als Satyricon beleven, dat zult u zich vast nog herinneren, meneer Lanoye — al die broeierige beelden, rechtstreeks geprojecteerd op het netvlies van de vroege uurtjes. Netflix en andere streamingdiensten zouden nog decennia op zich laten wachten, en camera’s pasten niet in een broekzak. Dat is meteen waarom ik u aanschrijf, maar laten we vooral niet te snel gaan.   Eerst moet ik iets verduidelijken. Het delen van een geboorteplaats volstaat niet, ik herhaal: niet, om elkaar in de armen te vallen en op te hemelen tot het licht van de sterren erbij verbleekt. Wat zegt zoiets nu eenmaal? Er is maar weinig dat ons bindt, geachte heer apenstaart, ook al zaten er aanvankelijk slechts drie jaar en drie straten tussen onze levens. Drie jaar en drie straten, in die tijd was dat een kloof die niet te overbruggen viel. We leefden in andere werelden. De kans op een toevallige ontmoeting raakte nog verder gedecimeerd toen het gezin Terreur, ik zal zeven geweest zijn, verhuisde naar de verre kant van de Parklaan, die weinig later verbreed werd en in de feiten gedegradeerd tot een verlengde afslag van de weg-naar-vooruitgang: E3, nu E17. Ter vervulling van de megalomane droom van onze toenmalige burgemeester zoog die mislukte boulevard de consumentenstroom rechtstreeks naar de parkeerwoestijn op onze Grote Markt en dreef daarmee een gevaarlijke wig tussen noordelijke en zuidelijke schoolgaande jeugd. Kinderen lieten daar het leven. Er veranderde nog meer: ma liet het werk in den brei voor wat het was en ging de zelfstandige toer op. Ik, gedeeld nakomertje in een toen nog ver van gebruikelijke nieuw samengestelde gezinsconstructie, werd plots het kind van een kruidenierster, wat — ik kan het u verzekeren — iets heel anders is dan een slagerszoon, ook al droegen we dan beiden een brilletje. Zuinige voorzichtigheid, snoepgoed en maïzena, pijnstillende poeders van bij de apotheek om door te verkopen ónder de toog en, toegegeven, wat karig toespijs in zijn koude binnenste? Het lijkt van geen kanten op veeboeren en slachters over de vloer, of hakken en fileren in een bebloede voorschoot. Al hadden wij dan weer vroege zattelutten die pils uit het flesje kwamen drinken aan een benaderende frequentie van eentje per uur. Tegelijk verkaste ik van het katholieke Sint-Rochus, dichtbij uw geboortehuis, naar een school van het Rijk, pal aan het zoevende en toeterende autoverkeer van de Parklaan gelegen. Terwijl u in het Sint-Jozef-Klein-Seminarie de rokken van Anton Van Wilderode hoorde ruisen, zou ik met drie jaar vertraging de liefde voor het Nederlands ingelepeld krijgen door de zwierige Helena Aerts — even gerokt, zij het merkelijk korter. Ik had niet willen ruilen, niet toen en niet nu. Andere werelden, inderdaad.   Conclusie? Spreken van gedeelde roots zou aanmatigend zijn. Potsierlijk zelfs. En toch. Toch steekt u ergens in mijn binnenzak, met name die van mijn jongvolwassenheid. In de vervaagde herinnering aan mijn schamel Gents studentenkrot, zit u verweven in het patroon van het behangselpapier. U dook nu eenmaal aldoor op in die tijd, was bijna alomtegenwoordig. U bestormde de bestofte podia der literatuur en verstond als geen andere beenhouwer de kunst uw fijne leeswaren, zoals u ze zelf noemde, te verkopen. HUMO-pagina’s vol werden over u geschreven. De voor linkse staatszender versleten BRT deed kond van u. Strooibiljetten lagen op de plakkerige tafels van bruine studentencafés, en aan de muren hingen affiches van uw optredens, die de allures hadden van veldslagen, met kompanen soms, zoals Herman B uit Hamme en ene Kamagurka van de kust. Ook in onze gedeelde thuisstad kon ik niet aan u ontsnappen. Het was de periode van de ‘kernenergie? nee bedankt’-stickers, van rakettenbetogingen, bedrijfsbezettingen en zo meer; drukke tijden voor linkse groupuscules, die wat gaarne protestavonden organiseerden met optredens vol valse zang en strijdlust-van-de-toog. Op geheel organische wijze doken daar ook literaire lefgozers op, boekenbranieschoppers als uzelf — gratis of ingehuurd, daar wil ik vanaf zijn —, om met beeldenstormproza en barricadepoëzie het volk te komen oppoken en meteen ook het eigen werk te promoten. Die taferelen speelden zich af aan onze Grote Markt, in het soort achterzaal waar ruilbeurzen werden gehouden, immobiliën van eigenaar wisselden en rondtrekkende charlatans met pendels en tarotkaarten aan volksverlakkerij kwamen doen. Het was de zaal van Stad Nantes, in de volksmond verkort en verbasterd tot den Antus: het café dat u het beste kent van alle Sint-Niklase etablissementen, deels door uw vonkende podiumpassages aldaar; méér nog omdat het later, na een korte periode als De Panda (een extreemrechts nest, zo werd gefluisterd, geen idee of dat klopte), in 1990 overging in Lanoye-familiehanden — eerst die van broer Bob, later van neef Bram —, waarbij de oude volksnaam tot mijn vreugde en opluchting in ere werd hersteld.   Dat u en uw literaire strijdmakkers zoveel indruk maakten op mij, daar in die eerste helft van de jaren tachtig, had minder met de letteren op zich te maken, dan wel met het gekletter van uw oorlogswapens en het vuur in die naar erkenning dorstende ogen; het nooit betwijfelde doel, en die hemel en aarde verschroeiende lust om het te bereiken. Van zoveel dadendrang en duidelijkheid kon ik alleen maar dromen. Zelf was ik getalenteerd maar ook stuurloos: ik wist een samenhangend tapijtje tekst te vlechten, plukte verdienstelijke riedels uit vier of meer snaren, had verstand van staatkunde en sociologie ... maar tot kiezen kwam ik niet. Op geen van die terreinen zou ik bijgevolg toppen scheren. In een schaduwgevecht sla je nooit raak. De gevolgen laten zich raden. Wegens uitblijvende doorbraak verloste ik in ’86 mijn immermeer afkalvende hoop op een leven als rockmuzikant definitief uit haar lijden, en plooide in één gedegouteerde adem door, mijn toch al niet zo overtuigde politieke ambities en idealen dicht — het effect van een vreselijk jaar toeven in plaatselijke partijcenakels. Tot overmaat van ramp bleek die universitaire studie, hoewel nuttig ter persoonlijke groei en rijping, vooral een duwtje in de rug op de weg bergaf naar werkloosheid (mijn sociologiediploma heeft nooit iets anders gezien dan de bodem van een kartonnen doos). Kortom, 1986 was een keerpunt. Van dan af zou ik berusten in een kantoorbaan en mijn creatieve impulsen toespitsen op het schrijven van een roman — met u en Herman B, de man die werk vond, als lichtende voorbeelden. En zo kwam ik dus eindelijk tot enige focus.   Het resultaat zou nog dik vier jaar op zich laten wachten. Uitgerekend u hoef ik dat niet te vertellen: romans komen niet vanzelf in de schoot gevallen. Zeker niet als het schrijven dient te gebeuren na de afstompende uren van een voltijdbaan, wanneer alle sap allang uit het vruchtvlees van de hersens is weggesijpeld. Dat beterde pas, enigszins, toen ik een vijfde van mijn salaris opgaf om een extra vrije dag per week af te kopen. Ik putte, zoals dat gaat, rijkelijk uit eigen ervaringen, die ik aanvulde met forse geuten fantasie en op smaak bracht met gulle snuiven spektakelpeper en romancezout. Bloed, zweet en tranen gingen mee de opstelkundige vleesmolen door, waarna ten langen leste een smakelijk geheel zich als plot en personages — nieuw leven — aan de andere kant zou openbaren. Een soort van schepping, jawel. Deel I was een mooi afgerond stukje verhalend proza dat ik vervolgens naadloos liet overvloeien in een papieren road movie, gelardeerd met historische uitweidingen en magisch-realistische passages. Beide delen samen, eindelijk voltooid, titelde ik Schaduwboksen en verzond ik naar een stuk of wat uitgeverijen, waaronder Dedalus: in die tijd het literaire onderdak van, jawel, Tom Lanoye. Je weet maar nooit, gokte ik.   Je weet maar nooit, inderdaad. Naast de gebruikelijke één-alinea-A4’tjes ter afwijzing van mijn werk van jaren kreeg ik ook één brief waaruit waardering en voorzichtige interesse sprak — mits ik bereid was tot bijschaven, herschrijven, weglaten eventueel. (‘Natuurlijk! Geef me die stift! Waar moet ik schrappen?’) De brief was getekend ‘Rudy V-, Uitgeverij Dedalus, 13.VI.1991’. Een donderdag. Tevens een donderslág: zou ik straks een schrijf-thuis delen met mijn voormalige stadgenoot? Joehoe! Extase! De zeilen van mijn karveel stonden bol en de baren behoorden mij toe. Ja, geachte heer Lanoye — ik heb het gevoel dat u mij inmiddels zou willen toestaan ‘beste Tom’ te zeggen, maar ik volhard —, u kent mij niet, maar uw verleden hangt op kleerhangers aan de kastrand van het mijne. Onze schampende raakvlakken zijn veelvuldig. Op gezette tijden scheerde u voorbij, als een brandende komeet van Halley. U was een karrenwiel dat langsheen denderde, mij nooit verpletterde, maar me de oren deed bedekken en de tenen intrekken. Een soort draaischijf was u, een Rad van Fortuin met uw naam op elke reusachtige taartpunt — naast die ene zwarte met BANKROET erop geblokletterd. Die trof ik zo’n maand later, tijdens de Gentse Feesten van 1991.   Maar laten we nu ook weer niet te dramatisch doen. Dat ‘bankroet’, met die opzichtige hoofdletters, is vanzelfsprekend een overdrijving. Zoals ik het ook geen schipbreuk mag noemen, wat ik ervoer tijdens die bewuste openingsnacht — al ben ik zeker wel van verbijstering met auteurskarveel en al tegen de muren van de Sint-Jacobskerk geslagen, onder hels kabaal en met vervaarlijk krakende ribben. Wat bracht mij zo van mijn melk, vraagt u zich af? Ik zal het u vertellen. Ik kom daar aan op dat overvolle plein, heb nog niets in de gaten, kijk reikhalzend naar het muzikale vertier in de verte, wat het was ben ik allang vergeten, en begin me een weg door het gekrakeel van een geestdriftige menigte te banen. Uitkijken wel dat ik mijn gezelschap niet kwijtspeel, dus ik blik over mijn rechterschouder en daar... bent u! ’t Is te zeggen: niet u, niet de man Lanoye van vlees en bloed, maar sterker en imposanter: uw wóórden, in het groot, op een doek dat die-van-Trefpunt metersbreed en ­‑hoog tegen de zijgevel van de kerk hebben gespannen. Het eerste wat me opvalt is de titel. Schaduwboksen. Nee toch? Iemand is me voor! En niet zomaar iemand, het is de Meester zelve. Ik lees en herlees de drie kwatrijnen; zelfs thematisch zie ik verwantschap met Janus De Geest, mijn kwetsbare eenzaat, mijn oppasser onder stoom, mijn man op de vlucht voor alles en zichzelf. Toeval? Mogelijk. Hoeveel kanten kun je op, per slot van rekening, met zo’n titel? Of is er meer aan de hand? De jongere versie van mezelf (net geen dertig, gretig dat het schrijnt en ook nooit om fantasie verlegen) beslist zich van zijn meest paranoïde zwartkijkerskant te tonen. U kwam langs bij uw uitgever. Die had het, na de belangrijke kwesties, heel even en vast en zeker achteloos over een ingezonden debuut ‘van een stadgenoot van u, niet verkeerd, domme titel wel, kijk: daar ligt het.’ En u dan: ‘Domme titel? Nee, helemaal niet.’ Waarop u zelf aan de slag ging, al dan niet na eerst mijn boek te hebben uitgelezen. Zoiets zal er gebeurd zijn, dat moet haast wel. Of niet. Tuurlijk niet. Toeval. In mijn hoofd wordt een hels vuurwerk afgestoken, knetterende waanpijlen fluiten en sissen alle richtingen uit. Mijn avond is om zeep, de hele volgende week ook, er valt met mij geen land meer te bezeilen. Ik bezin mij over de toestand, denk mezelf gek, zoek een gepaste reactie, wacht voorlopig af. Maar dat mijn boek niet zal worden uitgegeven, daar ben ik inmiddels van overtuigd.   U, nu, ergert zich intussen mateloos. Wat wil die knuiter hier eigenlijk insinueren? Het zal wel, dat u zich ergert. U was eerst, laat dat duidelijk zijn: volle zeven jaar ging u mij vooraf. Bij Bert Bakker in Amsterdam, het jaar 1984. Met de ondertitel Aha-erlebnis stond uw gedicht (lichtjes aangeslagen, zo leek het wel) mooi te wezen, ergens achter in de bundel In de Piste. Ter verschoning: dat boekje bezat ik toen nog niet. En snel even googelen was nog lang niet aan de orde. Ik wist van niets. Duurde het weken of maanden? Dat herinner ik me niet meer. (Mijn memorie valt overigens niet te vertrouwen, maar wiens geheugen wel? Precies daarom documenteer ik, wat en waar ik kan. Ook wel uit ijdelheid, het tegendeel hoef ik een schrijver niet wijs te willen maken, maar toch vooral om niet te vergeten. Maar ik wijk af, mijn excuses.) Feit is dat ik er op een bepaald moment de bibliotheekcatalogus op nasla, om datgene vast te stellen wat ik intussen dus weet en zonet kom te vertellen. Alle drukmakerij bleek volkomen onterecht, nutteloos en contraproductief. De pedalen kwijtgeraakt. Op hol geslagen, met het schaamrood op de wangen moest ik het erkennen. Slechts op één punt kreeg ik gelijk: míjn Schaduwboksen zou de boekwinkels niet halen. Al is die beslissing pas in het volgende kalenderjaar gevallen, twee herwerkingen en elkaar tegensprekende redacteursverslagen later.   Het gekke is: van al die Feestenedities? Van alle muzikale hoogte- en soms dieptepunten, de kolderieke toneeltjes en halsbrekende straatacrobatieën? Van de uitgeregende nachten, toen plensbuien pleinen en straten tot stromen maakten, en van de loden hittegolven? Zelfs van die ene keer toen ik hopeloos vast kwam te zitten en net niet werd verpletterd door de zwetende, zwalpende, zatte massa op de Graslei? Van dat alles is niets me zo bijgebleven als dat ene beschamende moment. En ik heb niets om het te staven. Hoe is dat trouwens godsmogelijk, vraag ik me nog altijd af. Van elk betalend concert dat ik ooit bijwoonde heb ik tickets bijgehouden, of toch in de tijd toen dat nog kleine juweeltjes waren en geen streepjescodes met een dodelijk saai A4’tje eromheen. Van mijn eigen exploten heb ik armbandjes en backstagepasjes verzameld, en wanneer de nostalgie mij nog eens overvalt, kan ik zwelgen in een plankvol kokers met affiches die ik van muren, ramen en deuren heb gepield. Ik bezit krantenartikels, fotomateriaal en grofkorrelige video-opnames van decennia aan bandverleden — dat een handvol keren mocht plaatsvinden op sportveldbrede festivalplanken, onder stroboscopisch stotterlicht dat vergeeflijk is voor amateurs, en hun soms vierkante cadansen vanzelf opzwepender maakt, maar zich veel vaker afspeelde op omgekeerde bierbakken of bijeengebonden tafels in lelijke tenten die tot huilen stemden, op de onooglijkste dorpspleinen van België. Dat allemaal wel. Dáár heb ik bewijzen van.   Oeps, zo laat al. Bent u daar nog, meneer Lanoye? Mijn excuses dat ik uw geduld zo op de proef stel (nog even en ik kom daar waar ik naartoe wil). En dank! Dank voor uw kostbare tijd! Dat u die wil laten verglijden voor iemand die beseft nog niet halfweg tot aan uw knieën te reiken. Wiens verwezenlijkingen van het zevende knoopsgat van geen kanten in verhouding staan tot de documenteerdrang waarmee hij ze over-eert. Maar ik zei het al: een artiest (van professie of liefhebberij) is nu eenmaal ijdel. Ook u worstelt met uw sterfelijkheid, en met de vergeefsheid van dit alles hier. Een artiest wil toch iets achterlaten, voor de mensheid, of al minstens voor — in mijn geval — het nageslacht. Al vermoed ik dat mijn nageslacht zich bij het zien van zoveel memorabilia even op de kruin zal krabben, om vervolgens met een remorque vol herinneringen die de hunne niet zijn, schouderophalend richting containerpark te trekken. Ach, misschien ben ik wel te streng voor mezelf — gaat het helemáál niet over ijdelheid, en zoek ik het te ver. Zou het kunnen dat in de primitiefste delen van ons brein, althans in het mijne, simpelweg nog een jager-verzamelaar huist? Laten we het psychologiseren dan maar overboord gooien, samen op één hoop met alle mogelijke waardeoordelen die u zich intussen heeft gevormd: ik ben Marc Terreur, blijkbaar archivaris van nature. En dat dit bepalende moment in mijn levensloop, die voor het overige onbeduidende avond van het jaar 1991, niet gedocumenteerd is? Dat steekt.   Nu, ik heb het u al horen denken tot hier: waarom dan niet gewoon de krantenarchieven erop naslaan? Een bibliotheek bezoeken? Ik snap het wel, maar dat is me allemaal zo zakelijk en fantasieloos. Mag het iets méér zijn, zoals elke zichzelf respecterende slager of kruidenier hier zou uitroepen? Waar is het drama? Ik heb een cirkel rond te maken, meneer Lanoye. Het sluitstuk mag en zal niet uit een naamloze kelder komen, of mij aangereikt worden door een grijze stofjas. Vandaar deze brief, en mijn verzoek. Duik in uw kartonnen dozen. (U heeft uw eigen archief, dat weet ik zeker.) Uw gedicht, hoog en breed tegen een kerkgevel getimmerd, dat is u zeker niet ontgaan. Dat heeft u zich niet laten ontglippen. Ergens in een map heeft u verslagen van die avond. U heeft de krant benaderd, en de fotograaf een originele afdruk ontfutseld. Wat zeg ik? Zonder twijfel heeft u die avond zélf de camera ter hand genomen. Ik vraag u: vind die doos. Die farde. U hoeft mij uw spullen niet te schenken, zeker niet. Daarvoor bent u er te veel aan gehecht. Maar sta mij toe er mijn vingers en ogen overheen te laten glijden. Mijn camera uit mijn achterzak te halen. Het juiste licht te vatten, de beste kadrering te vinden. En dan, verrukt en eindelijk voldaan, afdruk na afdruk te maken van mijn missing link. Alstublieft. Maak mijn archief volledig. Maak mijn cirkel rond.   Gegroet,   Marc Terreur Kruidenierszoon met, nog steeds, een brilletje       © Sint-Niklaas, 7 juli 2023

Marc Terreur
158 1

Saterdag

Vanmiddag teruggeworpen geweest in de tijd. Dat overkomt me wel vaker, en bijna altijd door muziek. Deze keer: wijlen Kevin Ayers. Een perfect uitgevoerde heupworp. Tijdens het atelierwerk besloot ik nog eens te luisteren naar een van mijn favoriete albums aller tijden: The Confessions of Dr Dream and other stories, datumstempel 1974. Stel je daarbij een bizar mengelmoesje voor van (heel) vroege Genesis, de begindagen van Pink Floyd, Tubular Bells van Mike Oldfield — die trouwens heerlijk meespeelt op deze plaat — en vooral veel Kevin Ayers zelf.Ik was al vier nummers ver in de plaat toen het plots gebeurde, bij de begintonen van het samenhorig drieluikje It Begins with a Blessing / Once I Awakened / But it Ends with a Curse. Ik ben een jaar of veertien vijftien, schat ik, mijn oudere broer Edi baat achter de hoek een folkie bruin hippiecafé uit: De Sater. Die morgen gaat ons moeder kuisen en ik ga mee, het is allicht weekend of vakantie. Het zal wel zijn dat ik meega, want ik hou van die plek en de sfeer die je daar letterlijk kunt opsnuiven, ook al ben ik nog veel te jong om er ’s avonds te mogen rondhangen tussen het volkje dat mijn gretige hersens doet vonken. Iets van de magie werkt de volgende ochtend na, als de tempel leeg is en de achtergebleven sigarettenpeuken en verschaalde kletsen bier nog als enige getuigen van het mysterie dat zich hier, weer eens zonder mij, moet hebben afgespeeld. Telkens ik het heiligdom mag betreden, tokkel ik eerbiedig maar onkundig op de ontstemde buffetpiano, haar galmende klank blaast leven in dit verlaten decor van spiegels, affiches van gemiste muziekoptredens en vooral veel elpees, die alle geuren en fascinerende gebeurtenissen diep in hun hoezen en groeven hebben opgeslagen. Die ene ochtend legde ik dus Kevin Ayers op de draaitafel — ik had al snel uitgevist hoe de muziekinstallatie werkte, ook al had ze veel meer toeters en bellen dan mijn eigen goedkope platenspelertje uit de catalogus van een postorderbedrijf, ik meen dat het de Unigro was. En dáár, op die plek in Einsteins gekromde ruimtetijd, daar ben ik dus daarstraks nog eens geweest. Het was een fijn weerzien.

Marc Terreur
50 0

En de wereld

twee maten en twee gewichten twee staten met elk twee gezichten maakt vier verborgen agenda’s van ginder tot hier valse profielen internettrollen rollende spieren en bevende handen van wankele heren en kus-mijn-macht maar macht valt nooit zacht van balkon naar parterre over de reling van het jacht ik kan niet wachten tot — en de wereld de wereld in slechte papieren   waarheid onder de mat en iedereen struikelt waar is de waarheid in het midden gebleven? bedolven onder de extremen ze hebben er elk driehonderd  en wij, wij ook we hebben het verkorven sociaal-mediaal bedorven aan de coke en aan de botox toxic surgery  gladde wangen strakke lach en in de diepte zit de pijn maar hey-ho, hey-ho! ‘k heb mijn winkelwagen volgeladen alles op het net ‘vogeltje gij zijt gevangen’ in het glinsterende web terwijl dikke spinnen gieren in hun draden en de wereld de wereld in slechte papieren   vrolijke vrienden dat zijn wij bekaaiden onder Biden            en zij die onder Poetin moeten kiezen tussen knieval en de val van het balkon veel op het spel even niet opletten en — ´t is gebeurd Erik Van Looy heeft het gezegd hij zoekt de Allerslimste Mens wenst haar te vinden wij ook, waar is ze? we hebben haar nodig de wereld heeft haar nodig haar en brood en schone energie die betaalbaar is een dak boven ons hoofd en geen schuilkelder vandoen wat móéten we doen? puin smeden tot hoop? ik weet het niet meer twee maten: wij extra small en de feiten de feiten extra large   twee staten en ontmaskerde gezichten oost west cholera pest en de wereld de wereld in slechte papieren  

Marc Terreur
70 1

Opleiding

autodidact

Writing for Animation: The Ins and Outs (MASTERCLASS by Mark Burton during Anima Festival - 2019-03-06)

Publicaties

NESTEN. Een bladwijzer op 2.500 exemplaren, voor het winnend gedicht van de Erfgoeddag zoekt Thuisgedicht-wedstrijd. Verspreid via De Groene Waterman en de Antwerpse bibliotheken.

ONDERSTEBOVEN. Mijn eerste poëziebundel. Voorgesteld tijdens Gedichtendag 2024, in de Foyer van de Stadsschouwburg van Sint-Niklaas. Verkrijgbaar via mijn webshop: https://marcterreur.myshopify.com.

DE LAATSTE AVOCARDO. Kortverhaal in aangepaste versie voor OKAN-jongeren (Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers). Verschenen op 1 december 2023 als deel van de bundel Waar is de hond, uitgegeven door vzw VOCVO/Wablieft. Verdeeld in alle Vlaamse scholen, niet in de boekhandel verkrijgbaar. Als pdf hier gratis te downloaden.

RAYN DA'FOXX.  Het programma Drie snoodaerds en een wolvin bracht najaar 2023 vier eigenzinnige Reynaert-monologen door Ilyo Hansen, Jef Staes, Johan de Vos en ondergetekende. Ik kroop in de huid van Rayn da'Foxx, een hedendaagse rockster-versie van Reynaert.
De vier monologen waren in december 2023 gebundeld verkrijgbaar, als uitgave ten voordele van Dierencentrum Haasdonk.

November 2023. Mijn gedicht ONTBIJT MET KOFFIEDIK zit in de Zeef van de Maand van online poëzietijdschrift Het Gezeefde Gedicht: www.hetgezeefdegedicht.be/2023-11.php.

DE SPREKENDE EZELS SCHEURKALENDER 2024 (oktober 2023). Met zeven gedichten opgenomen in dit magistraal vormgegeven pretpareltje.

Oktober 2023. DROOG staat in de bundel die bij de 28'ste editie van POËZIEPRIJS BOONTJE hoort.

September 2023. In de marge van ZuiderZinnen komt vzw Creatief Schrijven voor het eerst naar buiten met literaire (tijdelijke) tattoo's. Artiesten Bert Lezy en Katja Stonewood tooien bereidwillige lichaamsdelen.
Aan dit initiatief ging een wedstrijd vooraf. De leukste inzendingen hebben ze gebundeld in het boekje WOORDSCULPTUREN. Ik ben erg vereerd daar twee keer in te staan.
Een van mijn zinnetjes was Ergens zonder weg: geïnspireerd door De Mens en een metafoor voor het leven zelf — want je weet nooit wat er op je pad komt. Elke roadmap is illusie.

Februari 2023. Nu ook als hardback: HAAS HALFWEG EN HET BOEK VAN ALLES (7 tot 10 jaar). Verkrijgbaar via de auteurswebshop.

April 2022. FLOORTJE NACHTEGAAL. HET MEISJE IN DE KLOK (e-boek, 7 tot 12 jaar). Te koop via de gebruikelijke kanalen.

Januari 2022. HAAS HALFWEG EN HET BOEK VAN ALLES (e-boek, 7 tot 10 jaar). Te koop via de gebruikelijke kanalen.

NESTEN (2021). Gedicht, integraal opgenomen in de gelijknamige publicatie n.a.v. het participatief stadsgedicht dat Mauro Pauwels, kinderstadsdichter van Sint-Niklaas, bouwde met inzendingen van diverse inwoners. Coverontwerp: Esther Bleyenberg.
Zie https://sint-niklaas.bibliotheek.be/nesten-een-participatief-stadsgedicht (p. 19).

November 2016. DE WONDERE WERELD VAN TUCKER ZIMMERMAN. 22 kinderliedjes die vrolijk stuiteren tussen glim- en schaterlach. Ontroerend mooi, ontwapenend fris, rijk van taal, soms gedurfd absurd en altijd verrassend intelligent. In de pers vergeleken met werk van Jan De Wilde en Kris De Bruyne.

Prijzen

  • April 2024. Nesten wint de Erfgoeddag zoekt Thuisgedicht-prijs. Een organisatie van Creatief Schrijven i.s.m. boekhandel De Groene Waterman en bibliotheek Permeke (Antwerpen).

Varia

  • 21-04-2024: NESTEN wint de poëziewedstrijd Erfgoeddag zoekt Thuisgedicht.

     

  • 20-04-2024: deelname aan de Nacht van de B(r)oze Dichters in het Masereelhuis te Sint-Niklaas.

 

  • 21-03-2024: deelname aan de Mechelse editie van De Sprekende Ezels, in de Kuub.

 

  • 13-03-2024: TERUGPIJN wordt hier op Azertyfactor Tip van de week. Geselecteerd en bewierookt door podiumdichter Tom Driesen.

 

  • 29-02-2024: deelname aan Ballonnenvrees, in Het Maanlicht te Mechelen. 

 

  • Poëzieweek 2024: deelname aan het avondprogramma van Gedichtendag, met centrale gast Gaea Schoeters (De Foyer, Stadsschouwburg Sint-Niklaas, 25-01-2024).

 

 

  • 9-12-2023: Drie snoodaerds en een wolvin, in het Masereelhuis te Sint-Niklaas.

 

  • 1-12-2023: auteurslezing LUISTER ALS IK NIETS ZEG! tijdens de studiedag voor OKAN-leerkrachten in het Herman Teirlinckgebouw in Brussel (organisatie: vzw Vocvo/Wablieft).

 

  • 19-11-2023: Drie snoodaerds en een wolvin, in café Hemelrijk te Sint-Niklaas. Een organisatie van het Vrouwencentrum.


  • 28-10-2023: deelname aan de Nacht van de B(r)oze Dichters in het Masereelhuis te Sint-Niklaas.

 

  • 14-10-2023: Drie snoodaerds en een wolvin, in het SteM te Sint-Niklaas. Gekaderd in de expo Burcht Malpertuus.

 

  • 06-10-2023: tijdens de eerste Sint-Niklase editie van Don Vitalski's Legendarische Dinsdagclub breng ik vijf minuten uit mijn Snoodaerds-monoloog Rayn da'Foxx.

 

  • 17-09-2023: dichter-podiumpresentator tijdens het nieuwe ZuiderZinnen, het Antwerpse Festival van het Woord.

 

  • 10-09-2023: première van Drie snoodaerds en een wolvin in de Roomanmolen te Sint-Pauwels. Geïnspireerd door het verhaal van Reynaert de Vos brengen Ilyo Hansen, Johan de Vos, Marc Terreur en Jef Staes vier eigenzinnige monologen.

 

  • 25-08-2023: seizoenseinde van de Brusselse editie van De Sprekende Ezels, in slow travel Camping 58 nabij het Atomium.

 

 

 

 

 

  • Poëzieweek 2023: NESTEN wordt door de bib van Sint-Niklaas geselecteerd als Weesgedicht.

 

  • Poëzieweek 2023: deelname aan het avondprogramma van Gedichtendag, samen met zeven andere poëten en een muzikant (Muziekcentrum 't Ey in Belsele, 26-01-2023).