1.
Als de vogels
donker boven je hoofd
vliegen
en de kastanjes
naast je open barsten
vallen de deuren op slot
perst de geur van schimmel
door het nieuwe plafond
en sta je
stil
je beseft als een zweepslag
in een mierennest
dat je onderweg
de ‘route du soleil’
kwijt speelde
- tijd voor koffie -
zwart en bitter
die je voor de zoveelste keer
naar binnen giet
mokkend ergens op een
Hoog Verdiep
In een stad
badend in de echo
van wat boegeroep
terwijl de spiegel weigert
je nog langer aan te kijken
de vogels grijs
boven je hoofd
dreigen aan te vallen
zolang het nat niet
van je gelaat glijdt
als een masker van
“ik ben niet hier”
2.
Tot
je daar
je koffie
tot je neemt
als een oude hoer die niets meer doet
dan oude klanten afwerken
- buiten dromen de spiegelbeelden -
alles raast voorbij
vanachter de glazen straat
omdat je niet vooruit wil
en je de shotgun neemt
netjes verborgen onder een versleten boxer
en knalt
die godverdomse grijze vogels
uit die verdomde versleten lucht
tot, het valt,
jij valt,
zij valt
de koffie
is op, de motor
stopt
door het vensterraam vang je nog een glimp
van een stad die daalt
zie je daken zoals je ze nog nooit zag
je glimlacht
je schuift je stoel naar achteren
laat de vogels vrij en de koffie koud
- zo daar ga je dan -
het is al laat
rust nu
maar.