Over Bart Vermeer

Ik voel me als een verhalenmaker, een ingenieur van het verhaal dat zich al dan niet opdringt.
Ik (ver)bouw verhalen. Dat kan alleen op een kamertje waar ze me even met rust laten. Of samen. Na de rust, de daadkracht met een groep mensen. Dit tot één grote compositie: het verhaal. Poëzie is hierbij mijn eerste grote adem, een zucht van verlichting. Hier publiceer ik graag korte experimenten, diverse genres en kleine persoonlijke favorieten. Feedback altijd welkom. Leren doen we van elkaar.

Mijn blog: bartsidiosyncrasies (zie link website).

Teksten

Manisch durven zijn

Je kan last hebben van bepaalde stoornissen als schrijver, zoals er zijn: manisch depressief, bipolair, dyslectisch, ADD, ASS noem maar op. Veel voorkomend bij schrijvers. Of niet? Tja, niet altijd. Net als elke andere mens heb je nu eenmaal te kampen met problemen en moeilijke momenten. En ja soms zitten er achter op de zetel van de racewagen een aantal jeugdtrauma’s, een of andere (leer)stoornis en een etiquette die een therapeut ooit op je kleefde toen je het even allemaal niet meer zag zitten.  Ondanks dat is schrijven voor mij ook manisch durven zijn.  Want het is net zoals met kunst maken: het op een geoorloofde manier in een psychose komen en je ding doen. Een manie in een wereld die je zelf creëert en waarin je helemaal jezelf kan zijn. Net zoals bij een carnavalist, waarbij je als hardwerkende burger even kan ontsnappen aan alle ellende en opgedrongen commerce van wat je moet eten, drinken en zien om je goed te voelen. En net op die momenten wanneer je aan je eigen praalwagen mag werken, dan doe je dat met volle overgave. Dat stukje heb ik mezelf toegeëigend in het schrijven, in mijn geflipte wereld die minder gek is dan de wereld daarbuiten, omdat ik het orde en zin kan geven en woorden als gedachten kan weven in personages die voor mij uitzoeken wat echt belangrijk is, omdat het anders te moeilijk is om uit te leggen. Ik wil wel praten en open communiceren, maar al te vaak blokkeert die deur en blijkt dat er niet geluisterd wordt, of ligt wat je zegt te gevoelig.  Dan keer ik introspectief naar binnen, zoekt die angsten op, zoek de uitgang in het schrijven, van wat ik zie en tonen kan. Massa’s schreef ik zo al, ongepubliceerd. De echte kunstenaar is natuurlijk die mens, die dat kan zonder omwegen en zich daarin kwetsbaar durft tonen. Zo ver ben ik nog niet.  Ik zoek en wonder me heel wat af. Wie ben ik in deze wereld? Hoe vergeet ik, zonder vergeten te worden? Hoe laat ik het verlangen los, om verlangend te zijn? Net als Ingmar Bergman zoek ik me een weg door dit leven heen, om te kunnen blijven staan. Na het bestaan. Dus, als schrijver helpt een kleine psychose op tijd en stond, een geforceerde flow met als gevolg een relatiecrisis. Niet makkelijk voor je naasten, maar het is niet anders.  Schrijven is een gelukkig gebrek waar je bij momenten diepongelukkig mag zijn en andere momenten euforisch. Het is die kleine gekte achter zelf opgezochte gesloten muren, omdat het de enige manier is voor je om te overleven. Het is een dans die je voortdurend oplaadt, van snel, naar traag en zo ritmisch doorheen je leven beweegt, je valt en je staat op, je doet een schaarbeweging en een lift, alles om die ander te entertainen terwijl je jezelf uitput. Want je wil verder geraken, verder dan de dag dat je jezelf verloor en niet meer terugvond. Die dag wil je niet opnieuw meemaken, je wil er wel nog over schrijven, maar met afstand.  Je creëert je eigen labyrint en zet de deur open voor de ander, in de hoop dat die jou vindt en zelf ook helder en duidelijk de uitweg ziet, een mooie uitweg die je uiteindelijk zelf – al schrijvend – ook vindt, waarna je in een nieuw verhaal terecht komt. Of hetzelfde verhaal, maar anders, want ja hoeveel verhalen zijn er al wel niet geschreven? Veel, erg veel, en toch verschillend. Schrijven is manisch, en ook zoveel meer dan dat cliché. Het is hard werken op vrije momenten en geloven dat het kan, dat je echt iets te vertellen hebt en je jezelf in het diepst van je zijn vinden kan, in de hoop dat de ander het begrijpt en je die ander kan meenemen, in een avontuur op weg naar zichzelf.  Zo is het en zou het moeten zijn, voor mij althans, en voor jou?  

Bart Vermeer
52 2

De hond in de bar

Ik voel me als de hond op de grond. Uitgeput ligt hij neer, een poot te kort, mank en diep ademend. Het was veel, erg veel. De haren zweven over de vloer en verraden de tijd. Een wat oudere frêle dame komt langs en ziet hem liggen, ze heeft compassie, gaat door de knieën en streelt zijn blonde vacht, het dier hijgt diep. Ja, zoiets, zo voel ik me, alleen bukt er geen dame om me even te strelen. Ik sip wat aan m’n Alkmaarse Blonde, het lokaal gebrouwen bier dat men hier overvloedig serveert. Ik kom hier elke vakantie en voel me er thuis. Zeker in dit cafeetje met lekkers en volgestouwd met jaren tachtig objecten die te koop zijn, zoals een He-Man pop en een oude typemachine. De barvrouw, Senly, spreekt de knuffelende dame aan:“Oh, ik was je vergeten.”“Ach, ik zat hier bij hem, hem wat aandacht te geven, dat heeft hij graag.” De hond kreunt nog eens en hijgt hunkerend na als ze opstaat. De arme stakker. Ik zit achter mijn laptop en volg het gesprek. Focussen lukt nu toch niet meer, niet na een derde Blonde. Zij begint over de kat van de buren, die ook zoveel aandacht vraagt.“Ja, en ik was een tijdje vegetarisch,” popt de stem op van Olijfje, de dochter van de bazin, die iets verder zit en haar vriend aangeeft dat ze nu wel een stukje vlees lust. Hij glimlacht opgetogen. Ze banen zich weg, stoelen krassen over de vloer, getrippel naar boven.De kattendame doet alsof ze niets merkt en vervolgt haar verhaal.“Ik was heel goed met katten. Als ik naar school ging, gaf ik alle katten onderweg eten.”“Nou ik helemaal niet," antwoordt de cafébazin kortaf.“Nee, jij bent geen kattenmens.”“Het zegt me niets.”“Dat snap ik, katten zijn heel apart, net als ik.”“Ik vind ze vreselijk. Ik ben met katten opgegroeid en kreeg er huiduitslag van, maar mijn  moeder bleef ze binnenhalen. Ik moest er maar mee leren leven.” De dame zet zich aan tafel en staart voor zich uit.“Ik trek dat aan?”“Wat?”“Ja, zo.”“Van die dingen die aandacht vragen en je dan zomaar achterlaten wanneer ze er zin in hebben?”Ze knikt.“Net als bij mijn moeder.”  Het is even stil. “Nou, uh geef mij maar een deca, volgende week moet ik nieuwe medicijnen nemen en dan mag ik geen cafeïne meer, dan neem ik alleen nog cichorei met haverdrank.”  “Bah, vind ik vreselijk.”“Nou heerlijk vind ik dat.” Senly zet de koffiemachine aan en neemt vervolgens een pan die ze achteraan de toog op een elektrisch vuurtje zet, waarna ze olie, eieren, sojascheuten en tomaten bij elkaar gooit. “Nou bamboe, dat smaakt pas nergens naar.”“Ja, juist.” Een Franstalige muziekzender staat op en vult de leemtes in. Ze brengt haar de deca. De hond kijkt op naar zijn bazin. De geuren van tomaten, eieren en zoete gebakjes openen de neusgaten. Koffiemokken zijn opgestapeld. Mijn drank is op. Ik heb zin in een sigaar, dat is lang geleden. Neen, ik blijf ervan af. Mhh, toch echt wel zin in. Die fantasie keert af en toe terug. De geuren die doen herinneren aan leuke en minder leuke dingen. “Wat ruikt het hier lekker?” zeg ik spontaan. “Dat ben ik,” reageert Olijfje, wanneer ze de trap afdaalt die ergens naar de woonruimte boven het café leidt. Achter haar geen vriend te zien, alsof hij nog aan het bekomen is van de tonnen aandacht die het net kreeg, of moest geven. Met haar lange wimpers kijkt ze me glimlachend aan. Wat later gaat het alarm af.  “Dat is m’n peukie,” roept de dame die net in de deuropening is gaan staan met een sigaret. “Nou geen probleem, ik zet het wel af en blijf jij dan nog maar even buiten staan.” De sfeer is hier optimaal.  Het lijkt wel alsof ik bij mijn oma ben, in een huis uit een ver verleden, vol met oude dingen uit de jaren tachtig en mensen uit de buurt die hier om de haverklap binnenspringen en hun ei komen leggen. En als je te veel klaagt, moet je betalen. Zeuren kost hier 1,5 euro. De kattendame betaalde al veel fooi.

Bart Vermeer
21 0

Regen onderweg

De bus boldert door grote plassen water. Regen valt uit de lucht. Ik reis in de richting van mijn kot. Ik hoor nog altijd haar stem in mijn hoofd, een stem die een beetje kraakt, maar verder netjes alle emotie verbergt. Ik zet het geluid van mijn oordopjes aan, harder, het helpt niet, ik zet het uit. Pauze. "Ik moet je iets vertellen. Ik ben twee weken weg." Ik kijk Lena verbaasd aan, terwijl ze naast me zit voor extra taallessen. Ze komt uit Oekraïne en wil een beroemde filmmaker worden, net als Eisenstein. Maar in de lessen heeft ze nog steeds moeite met de taal. Dus, ik werk haar sinds kort wat bij. "Ik en mijn moeder moeten terug naar Odessa.""Waarom?""Vanwege papieren, voor ons huis en mijn school.""Kunnen ze dat niet online doen?" Ze schudt van niet. "Ik hoop dat je er veilig bent en veilig terugkomt." Ze knikt. Een wat ongemakkelijke stilte valt."Zie je je familie terug?"Ik probeer haar een beetje te troosten. Een kleine glimlach ontsnapt.Ze gaat naar een gevaarlijk gebied. "Met de bus 48 uur verderop," zegt ze. Ook voor haar school, want ze combineert haar studies hier met die van in Oekraïne. Voor als ze teruggaat. Ze wil geen tijd verliezen. Ze volgt de hele tijd online lessen, soms heeft ze zelfs gelijktijdig examens en zit ze haar examen online te maken en schriftelijk in de klas, het mag van de toezichter, zolang hij maar kan zien dat het niets anders is wat ze opzoekt. Dat zijn periodes waarin je merkt dat ze op instorten staat.  Lena heeft een bleek smal gelaat, grote ogen en een verborgen glimlach. Ik ken haar nu enkele weken. We volgen dezelfde module creatief schrijven. Ze is mooi. Maar haar geest lijkt nog onrustiger dan de mijne.  Ik toon haar nog een site met taaltips en vraag haar of ze een dagboek gaat bijhouden. Waarna ze meteen zegt dat ze dat al doet. Ik geef haar een bemoedigend schouderklopje. Zoals vrienden dat doen. "En stuur me wat foto's met het gezichtspunt vanuit je huis naar de zee," zeg ik nog snel voor we afscheid nemen. Want vorige sessie vertelde ze me dat hun flat een balkon heeft met zicht op de Zwarte Zee en op de beroemde Potjomkintrappen. Ja, dat gaat ze zeker doen. "Alleen als het buiten veilig is," benadruk ik nog. Die haven van haar is heel belangrijk, zowel voor Oekraïne als voor Rusland, en de rest van de wereld.  Het blijft maar regenen. Ik moet oppassen dat ik de controle niet verlies, emotioneel beheerst blijf, zoals mij aangeleerd is. Volhouden, niet breken, nooit niet. Net zoals zij. Er is oorlog dichtbij en ver weg in de wereld. En hier, hier zijn overstromingen, een gevolg van onze geïndustrialiseerde samenleving, net als de macht en hebzucht van zogezegde leiders die de rest van deze ellende veroorzaken.  Ik wuif de gedachten weg en zet de muziek terug aan.  "Walking On Sunshine" van Katrina & the Waves.     Fragment uit "Dagboek van een fastfood romanticus" - Work in progress

Bart Vermeer
46 2

Killer op de trein

Terwijl ik over de dood zit na te denken, stopt de trein. Weer met enkele wagons te weinig en zonder verwarming. Een groep leerlingen basisonderwijs of net 1ste middelbaar stapt op. Er is nauwelijks plaats voor hen, naast mij kan nog iemand zitten en voor mij. De rest staat recht en fezelt wat.  Maar ach waar zat ik met mijn gedachten. De dood. Ik heb er geen angst meer voor, wel voor verlies en falen vreemd genoeg, maar niet voor de dood. Ik zie het eerder als een soort rustpunt, een einde aan al dat gedenk en die onrust. Een moment waarbij je afscheid neemt en moet loslaten. Het moeilijkste. Beter is natuurlijk dat je dat tijdens je leven al leert. Maar goed, na de dood is er of niets of is er toch nog een soort gids, waarbij je ziel in een nieuwe leerfase terechtkomt. En ja, dan is dat maar zo. De jongeren tegenover me beginnen te lachen, ze hebben het duidelijk over mij. Ik die op mijn laptop werk – dat doe je dan al op de trein, zo goed als gaat – om toch die verloren uren onderweg in te halen. Ik klap het ding dicht en haal mijn oortjes uit. Ze lachen, ik glimlach terug en vraag hen: “Op wie lijk ik?” Ze proesten het uit. Neen, het ging niet over jou. Waarna een ander eerlijk zegt, maar jawel… Euh, ja, maar over iemand speciaal. Ik knik. De jongen tegenover me verklaart zich nader: “Ja, maar, ik bedoel het is een slecht mens vanbinnen, maar goed vanbuiten.”“Nu ben ik wel nieuwsgierig.” Geef ik hen aan.  Het meisje naast me zegt: “Je lijkt op Jeffrey Dahmer.”  Ze lachen. Ik frons mijn wenkbrauwen: “Wie is dat?”“Ah ken je hem niet? Zoek hem op, op je gsm!” zeggen ze. Ik zoek, maar schrijf duidelijk zijn naam verkeerd en geef het aan één van de kinderen, die googelt het en toont het. “Wat een serial killer? Ik lijk op hem?!” Ik kijk nog eens goed, buiten de witte huidskleur en een bril die hij draagt, zie ik geen gelijkenissen. Ze lachen. Ik kijk verder naar de foto's, een echte en een acteur die hem speelt.“Is daar nu een iets van op Netflix?” Ze knikken enthousiast. "Ja, echt eng."Ze lachen weer, het enthousiasme stijgt. “Hoe heet jij?” vraagt de jongen tegenover me. Bart. Dan beginnen ze met hun namen, ze spelen ermee, de donkerkleurige noemen ze Mohammed, de iets lichtere Demis en de andere Luc. De meisjes zeggen eerlijk hun naam, alhoewel die volgens de jongens ook niet echt is. “Wat doe je voor werk… ben je leerkracht?”“Ja, ook” “Dat dacht ik wel, dat zie je.”“Dank je,” zeg ik netjes, “en ik werk voor vluchtelingenwerk Vlaanderen, daar help ik ook mee voor vragen rond onderwijs.” De jongen voor me knikt en zegt: “Jij bent een goed mens. “ Ik neem opgelucht een teug adem. De trein is er bijna.  Ze gaan op bezoek bij het parlement, bij Alex De Croo en Blijf in je Kot – Maggie.  Ik sta ook op, tijd voor een nieuwe werkdag. Wie zal ik vandaag zijn, een gewetenloze psychopaat of een vreedzame oplossingenbedenker? De lijn is soms dun, toch in de betere verhalen. Wel fijn dat ik van killer naar goed mens mocht evolueren.  Hopelijk ziet men dat in het hiernamaals ook zo.  

Bart Vermeer
18 0

Prozen

Ik heb af en toe zwarte dagen, alsof de half opgepompte band letterlijk leegloopt en ik blij ben dat ik na een te vroeg ontwaken terug naar bed kan. Dan verstop ik me onder de lakens en kijkt m’n ego bang weg van wat de dagen nog brengen.Ik begrijp het zelf niet zo goed. Ik heb het gevoel dat ik nog maar aan de helft van mijn energie zit en er regelmatig met een voorhamer op m’n hoofd wordt geklopt. Ondertussen heb ik na mijn burn-out nieuwe uitdagingen gevonden die goed aansluiten en zijn er ideeën die concreter worden.Toch, een grote leegte blijft rondspoken. Het zoeken naar warmte, verbinding en uiteindelijk bevestiging staat ondanks alle processen en inzichten nog hoog op de agenda. Het is dat kleine kind wat zich ooit verlaten voelde en angstig wacht tot zijn moeder hem in de armen sluit en troost met zinnen als:‘Kom hier, huil maar. Vertel me waar ben je zo bang voor jongen?’ Dan, na een lange stilte antwoordt het jongetje van de volwassen man:‘Dat alles wat ik dacht te hebben en niet te hebben, niet echt is. Dat het allemaal een illusie is, en ik het pas zal inzien, wanneer ik verlies wat echt was.’   Waarna ze troost, zonder woorden, wiegend in haar armen. Het kleine kind dat dan opkijkt en vraagt, ‘wat is er met mij aan de hand mama?’En dan te horen krijgt: ‘Niets, lieverd. Je mag er zijn. Zoals wie jij bent. Welke keuzes je ook maakt. Ik ben bij je. Mijn hypergevoelige lieve schat.’  Ja zoiets. Niet dat mijn moeder me nooit vastnam toen ik kind was, maar als je volwassen bent is het alsof dat kind in je - en zeker tijdens je puberjaren - zich ver weg verstopt heeft van alle kleine en soms grote kwetsuren. Waarna je hard wegrent van je habitat en je verstopt in de grote wereld, die je afleidt, verleidt en als een lege bel aankijkt als je in je bed kruipt en denkt, wat was er vandaag aan de hand, wat heb ik - buiten die fastfood netflixemoties - nog echt gevoeld?  Het is een droom. Hoe kan ik zulke woorden verwachten van een moeder die ver weg is en ondertussen haar eigen zorgen heeft. Waarvan haar innerlijk kind te vaak klein werd gehouden, ook al is ze groots in wezen. Zoals vele moeders. Terwijl ik dat universum voor mezelf probeer te verbreden of net door mijn eigen bril verkeerd zie, en daardoor vernauw? Want wat is verdomme nog echt? Misschien is het enige dat telt, dat ik nog voel of toch, opnieuw leer voelen? Sorry. Het moet er uit. Af en toe heb ik tijd nodig heb om te prozen, schrijven en verpozen samen zeg maar. Het even afschrijven van me. Het zachtjes klagen in woorden die zoeken naar een waarom. Waarom ben ik wie ik nu ben en waarom ben ik zo bang geworden om te zijn wie ik ben en heb ik zo’n verdomde angst om te falen. Ik zoek verder, elke treinrit naar Brussel wroet ik en dreun hamerslagend op mijn klavier waar ik mijn gedachten met de woorden laat spelen… en proos.

Bart Vermeer
52 1

De documentaire

Het is niets voor mij, maar toch, op zo’n momenten moet je er staan. Het beantwoorden van de vragen ging vlot. De aanzet was aangrijpend, bij het op het podium komen van haar werd het stil. Ze huilde. Ik nam haar vast bij de schouders en troostte haar. Jezelf terugzien in moeilijke situaties op groot scherm is erg confronterend, ook al deed ze er - voor het publiek - graag een schepje bovenop.  Mijn documentaire over asiel werd vertoond in het cultuurcentrum van mijn thuisstad. Een belangrijk moment omdat eindelijk familie en vrienden konden zien wat me die afgelopen jaren bezig had gehouden. Magda, hoofdpersonage van de film, was aanwezig. Na de film beantwoordden we samen de vragen van het publiek. Daarbij zaten mijn kinderen, Blauw mijn partner en haar ouders. Mijn moeder. Mijn vader niet. Leda, mijn jongste, maakte indruk. Vijf jaar en vragen stellen en plein public waar iedereen aan dacht maar niet durfde: “Waarom sloeg de mama haar kindje?” Een moment waarna je de muizen kon horen lopen. Magda legde uit hoe de omstandigheden en haar opvoeding in Albanië zulke dingen nu eenmaal met zich meebrachten. Dat ze het zo niet meer zou doen, maar ze wuifde het ook niet weg. Zij had zulk een opvoeding meegemaakt en het ging toch goed met haar: ‘je ne fume pas, je ne prends pas d'alcool ou de drogues, je respect les gens...’ Midden in het gewoel van een uitvoerig met hapjes en drank gevulde receptie, kreeg ik eindelijk het gevoel dat het verhaal geslaagd was: het had indruk gemaakt en was visueel stijlvol, zei men. Dat ik het kracht had kunnen bijzetten door het nawoord met Magda te verzorgen was een mooie bonus. En net als haar, kon ook ik me nu eindelijk tonen. Ik dronk nog eens goed door van de gratis aangeboden cava en voelde me heel even bijzonder sterk. Ja, zo mag het zijn. Op dat moment klampte mijn moeder me vast: ‘We moeten spreken, uw vader is erg ongelukkig, al een tijdje in depressie, dat weet ge, en dat heeft met u te maken, omdat gij uw naam hebt veranderd, dat is heel respectloos.’‘Maar ik heb mijn naam niet veranderd, ik heb gewoon de S toegevoegd tussen mijn voornaam en achternaam?!’‘Neen, ge zei dat ge uw naam ging veranderen tegen de psycholoog, weet ge nog, en in uw mails staan ook uw beide namen en het ergste van al, ge hebt uw kinderen daarbij betrokken.’ Ik viel, ik brak, ik kotste. ‘Euh… ik wilde er geen taboe van maken. De kinderen moeten ook het verleden kennen. En zij kiezen zelf. Zij gaan hun achternaam niet veranderen. Ze zijn zo geboren. En ik wilde het toelaten, dat stukje van mezelf.’ Maar dat drong niet door. Ze trok me weg uit de massa die passeerde en fluisterde. ‘We moeten afspreken, ik wil dat ge met hem praat. En dat is niet alles…’ ‘Neen mama, nu niet…waarom nu?!’ Ze zei vervolgens nog wat dingen die ik snel wilde vergeten. Waarna ik me losrukte en verder ging met een brede glimlach, wat met de mensen keuvelde over de film en de thematiek van de vluchteling in België. Binnenin schreeuwde ik, zoals alleen ik dat kan, met een strakke glimlach terwijl de wereld instort. Tegen dat de drukte geluwd was vroeg ik mijn moeder om dit verder uit te klaren. Ze vertelde hoe dat het hem gekwetst had en dat hij er nu nog mee zat. ‘Maar dat was drie jaar geleden, toen ik zelf in volle identiteitscrisis zat! Waarom kom je er nu pas mee af?’ Stilte. Ik voelde wel dat er een zekere afstand was gegroeid tussen ons, maar er werd nooit over gepraat.  Alles werd zoals steeds in een minzame wurggreep verzwegen, zo ging dat, totdat het zich keihard manifesteerde. ‘Waarom begin je er nu over? Nu op deze avond?!’‘Ik moest wel, 't is bijna kerstmis… en het duurt al zo lang.’‘Had me dan gewoon gebeld en ik was afgekomen en dan zou ik het wel uitleggen, waarom en hoe het toen in mijn hoofd zat, in zoverre ik het zelf al zou kunnen vatten.’ Ze kon nu eenmaal niet anders. Ik zei haar dat ik de volgende dag, als ik Magda aan het station had afgezet, wel langs zou komen. Rond middernacht was iedereen weg en ik thuis. Blauw omarmde me en troostte me zo goed als ze kon. Zoals gewoonlijk viel zij snel in slaap. Ik niet. Het zette me weer aan het twijfelen, over mezelf, over wie ik ben, over Bart V, de geadopteerde of Bart S de genegeerde of... In alle vertwijfeling stond ik op en haalde in mijn e-mailhandtekening, op de website en zo goed als kon online, overal, de S weg.  En toch, en toch. ‘Je oorsprong ligt in de S, je levensweg in je V.' Zei Blauw me nog.‘Mijn eigen weg ligt in Bart, in diegene die ik nu ben.’‘Ja, en als je voelt dat die S daarin thuishoort dan is dat oké.’  Ik glimlachte even. Ja, het kan ook de S zijn van Sexy en Superpappa en…  Later sprak ik met mijn moeder en mijn vader, waarvan ik de achternaam geadopteerd had gekregen. Ik probeerde alles te kaderen en de gemoedstoestand weer tot een normaal niveau te brengen. Een ander verhaal. En die S? De S verdween op zolder in een oud fotoalbum met hem, mijn natuurlijke vader er niet bij in. En een rapport van het eerste studiejaar met mijn echte achternaam. Weg, onder het stof in een plastic bak.  Sinds die avond heb ik niets meer gefilmd dat echt van mij was.     Bart (S.) Vermeer

Bart Vermeer
73 1

Ontslag

Mijn crisis suddert voort, het zet van alles in beweging, het moet zo. Het is zo. Ik ga mezelf niet verdoven. Ik leef en zwem met de bandjes mij meegegeven. Ik zit in de storm en spartel. Maar het mag. Ik beleef de emoties en de valkuilen zoals ze zijn. Ik heb geen angst meer. Ik spring en val.  Ik heb mijn ontslag als regionaal verantwoordelijke gegeven. Ik zoek nu verder, naar werk en leven in balans en laat mijn tijd niet meer bepalen door anderen. Het is niet omdat je voor een ander werkt dat je maar moet doen wat die ander van je verlangt, net zoals in een relatie. Jij bent jij en niet wat die ander wil of verwacht. Je doet je best omdat je in iets gelooft of iemand graag ziet. Tegelijkertijd ben je wie jij bent met heel je bagage waaruit je af en toe iets gooit en soms tegen wil en dank er iets uit op-popt dat je niet had verwacht. Maar goed, dat mag. Leven leert. Dat is je belangrijkste scholing als individu. Ik heb me nu voor een week afgezonderd in Nederland. Om alles op een rijtje te zetten en rust te vinden in dat overactieve brein van me en in die mallemolen van emoties. Schrijfsels vloeien uit mijn hand als nooit tevoren en dat doet pijnlijk goed.  Er is vooruitgang, zoals Gorki zong. Want alles beweegt en God wat hou ik van beweging.  Ik neem afscheid. Van mensen, van het verleden en van stukjes van mezelf die niet echt waren. So long.  Ik ga verder. Ik doe wat ik graag wil doen en zoek daarin een evenwicht. Elke god-niet-te-vergeten-dag opnieuw.    

Bart Vermeer
40 0

Parabel van de Burn-out

Nog niet zo lang geleden werd J. Elle op de bergketen “Bergen van Werk” gedropt. Deze te ontdekken bergketen hield talloze beloften in. Het reisbureau “Ver weg van jezelf” vanwaar Elle steeds werd uitgestuurd zag dit als een unieke kans voor hen: “Dit past bij je karakter, good luck!” J.Elle is een echte avonturier, dus die ging er een beetje naïef en vol vertrouwen op in. Onbeantwoorde vragen zouden zich later wel vanzelf oplossen, dat was nu eenmaal een deel van de uitdaging. J. Elle mocht beginnen in het stadje “Ad. Ministratie” en kreeg er logement in hotel “OW, Overwerk”. Een deftig maar veel bezocht hotel met gratis vervoer naar werk en terug. Doordat het er zo druk was en Elle er moeilijk tot rust kwam werd het na enige tijd slopend: slapeloze nachten en dagen waarin cafeïne en vitaminepillen de verdoken pepmiddelen waren voor de marathon waaraan die meedeed. De kamer “Ploeteren” was te klein, te luidruchtig en dus vroeg Elle aan de baliedame, mevrouw Belletjes, of er niet elders in het hotel een rustiger kamer was. Mevrouw Belletjes vond op de zolderverdieping nog een kamertje “IK. Moeten” met een ruim bed en luxe bureau. Maar ook daar priemden geluiden en berichten door tot aan het dakvenster. Rust vond J. Elle niet. Op een gegeven moment besloot Elle om te vertrekken: “Dag dame Belletjes, je hoeft geen rekening meer te houden met me, ik zoek een ander hotel in een andere stad. Merci en tot nooit meer!”    Smoezen  Kordaat stapte Elle naar buiten, nam een Uber richting het nabije dorp en kwam zo terecht in “Smoezen”. Het leek er rustiger en er was een rivier met een grote brug “Klachten”. Er leefden twee soorten bewoners: de sarcasten aan de ene kant van de brug en de roddelaars aan de andere kant. Ze heetten J. Elle welkom, de enen met een korte strakke groet en de anderen met een praatje waar geen eind aan leek te komen. Ze nodigden die ook meteen uit voor de wekelijkse vergaderingen van het dorp.  Elle ging hier dankbaar op in. Wat die zich later nog zou berouwen. Niet ver van de dorpskern was een mooi gebouw met grote kamers, daar nam Elle intrek in de dure loft “Hou vol, en blijf in je hol”, dit ter beschikking voor tijdelijken die rustig wilden wonen en werken. Voor J. Elle het zelf goed en wel besefte was het nu meer dan drie jaar later en leek het avontuur in deze ontzettend grote bergketen oneindig. Maar dat zou niet blijven duren. Na lang aarzelen durfde Elle de vraag te stellen of diens werk wat meer afgebakend kon worden. Snel kwam er een boodschap van het reisagentschap: “Je werkt goed, doe gewoon zo voort, als beloning hebben we nog een extra project voor je met een korte uitstap naar een van de bergtoppen, zie bijlage.” Neen, zeggen vond Elle erg moeilijk. De uitdagingen leken wel steeds de moeite; ja hoor we gaan ervoor, forceerde diens gedachten. Zo werd J. Elle jaren aan een stuk van Kastje naar Muur gestuurd, de twee belangrijkste klanten. Tijdens de vrije momenten, die zeldzaam en dus kostbaar waren, nam Elle regelmatig de afvaart naar “Decadentie”. Een schijnbaar gezellig en aanstekelijk plaatsje met tafels bestaande uit gigantische houten hoofden waar het goddelijke drankje Meer is Beter rijkelijk uit spoot, terwijl artiesten zoals Geen Inkomen Meer en 'T Moet Hier Gedaan Zijn opzwepende ritmes uit hun lijf persten. Samen met lotgenoten trachtte Elle zich daar te ontspannen om tot slot op het eilandje “uitgeput” in de buurt te eindigen, vaak met een kater of ruzie met geliefde, K. Lontje, die al snel diens ex werd.   Nieuwe wending   Dit bleef zich herhalen tot op een dag oude vriend, B. Razernij, op bezoek kwam. Die zag hoe Elle veranderd was: kilo’s bijgekomen, wallen onder de ogen en een radeloze blik. Een normaal gesprek was met hen niet meer mogelijk. Razernij kon hier behoorlijk boos van worden en spijkerde Elle met geweld tegen de muur van de loft, die op losse schroeven stond, waarna het dure kamertje in elkaar stuikte. Razernij nam Elle uit het puin, sleurde die vanuit het dorp Smoezen naar rivier “Geen Excuses” en zette die op een vlot: “Verdwijn hier, laat je drijven naar Rondkomen en tracht via Nieuwe Wending tot bij standbeeld Zin Geven te geraken. Ik wil je niet meer zien voor je je herpakt en met me een redelijk gesprek kan aangaan!” riep Razernij nog na. Tijdens de zware tocht doorheen het gebergte op koud hout en met een kleine knapzak overschreed hen hier en daar de limieten, maar hield vol. Vooral de nachten waren kil en leken eindeloos. Toch bleef Elle peddelend op het vlot zoeken naar het standbeeld. Na lang dobberen zag die vanachter een oude kastanjeboom een beeld opduiken in de vorm van een omega teken. Dit moest het zijn, Nieuwe Wending! J. Elle meerde aan, tien kilo lichter ondertussen en een beetje verwilderd, maar de blik zachter, de ademhaling dieper en de ogen helderder. Terwijl die neerzat en wat noten at onder de boom, keek hen vredig om zich heen. Elle besefte voor het eerst sinds lang dat die genoot, dit was de avonturier die hen wilde zijn. Een zacht gezang steeg op. In de verte zag die een schim. Het had lange witte haren, een lang smal mosgroen gewaad en naderde voorzichtig. J. Elle keek op.“Wie ben jij?” “Wie ben jij?”, antwoordde het.“Ik ben, op zoek, en ik hou ervan om te zoeken, te ontdekken en verder te gaan. Ik ben ik, maar ik wil me niet meer zo lang verliezen.” “Ik ben Lot,” antwoordde het, “maar je mag me Lotte noemen. Ik kom uit het stadje In de Wolken, het is er kalm en aangenaam vertoeven. We zijn een nogal eigenzinnig volkje en werken aan dromen. We geven ze gratis weg en hopen in stilte dat de mensen uit de andere steden en dorpen ermee aan de slag gaan.” “Wat mooi!”, antwoordde Elle.  “Kan jij mij ook helpen?” Het knikte. “Ik kan je dromen meegeven, er iets mee doen ligt aan jezelf.” “Hoe?” “Daal hier wat naar beneden, voorbij Eenzame Vlakte, daar kom je uit op het snelstromend riviertje De Voeling, volg dit tot je op een stationnetje uitkomt. Midden in de natuur, station Focus. Wacht daar op de trein. Het zal niet lang duren. Je bent er klaar voor. Neem de trein en stel geen vragen, de bestuurder neemt je mee naar daar waar je op focust.” J. Elle dankte Lot, vulde de zakken nog met enkele kastanjes en vertrok.   Dromen  Enkele kilometers verder vond die de rivier en volgde deze voorbij de vlakte tot aan het station. Daar wachtte Elle geduldig, deelde er de momenten in met ademhalingsoefeningen, wat schrijfwerk en kleine tekeningen tot er puffend een oude trein aankwam. De machinist keek even uit het raampje en deed teken dat Elle mocht opstappen. J. Elle zou zich nu focussen op rust en op een nieuwe droom. Een nieuw avontuur waar die helemaal zichzelf kon zijn en blijven. De trein reed voorbij verschillende Bergen van Werk en pikte onderweg nog enkele passagiers op waarvoor hij stopte langs “Vergeten eilanden”, “Leegte” en “Herstel”. Dan nam de trein een grote bocht en denderde naar beneden voorbij "Ideeënstroom" om tot slot te stoppen bij “Passie”. Daar stapte Elle af en wandelde richting het huis van hun voorouders. Een wat verwaarloosde plaats met daarachter de tuin der aangename lusten en middenin de bron der gedrevenheid. Iets waar die nu tijd voor zou nemen om het te onderzoeken, af te bakenen en er ideeën te laten groeien.  Vanachter een hoge muur gezeten overdacht J. Elle de afgelopen periode, een beetje schuw en verdoken nog, want die voelde hoe het reisbureau “Ver weg van jezelf” en het bureau “Ad. Ministratie” hen nog op de hielen zat. Misschien moest Elle hun maar voorgoed verlaten en een eigen bureau beginnen of een bureau zoeken waar die zich beter voelde, samen met anderen.  Niet veel later verscheen ‘s nachts de witharige Lot voor diens ogen en fluisterde heel helder een droom in. Ja, juist. Daar moet J. Elle zijn.     NotaDeze parabel is genderneutraal geschreven. Als ik toch fouten gemaakt heb, mag je me corrigeren. Een schriftuur waar hij/zij vervangen wordt door hen/hun en die/diens. Ik ben zelf een kind van de jaren tachtig en merk dat de jongeren van nu veel bewuster omgaan met zichzelf en het genderaspect. Dat kan ik alleen maar toejuichen en zijn dingen waar ik rekening mee wil houden. Zeker als het een parabel is zoals deze. Iets waarvan ik hoop dat iedereen die het ooit meemaakte of erin zit zich herkent en mag erkennen. De inspiratie voor de parabel haalde ik uit een labo “Schrijven uit beleving”, gegeven tijdens mijn schrijfdocentenopleiding door collega Wim Vercauteren en het boekje “Zakatlas van de Belevingswereld.” Dit is Versie 2, na enkele kleine correcties. Met dank aan de feedback van Vitalski.

Bart Vermeer
180 2

What Happened, Mister America

Nina Simone had gelijk!  Onlangs zag ik de pakkende Netflix documentaire What Happened, Miss Simone? In een interview zegt Nina Simone: "There aren't any civil rights." "What do you mean?" vraagt de interviewer. "There is no reason to sing those songs. Nothing is happening. There's no civil rights movement. Everybody's gone." Zij speelde haar politieke nummers op een gegeven moment niet meer, men boycotte haar en het haalde niets uit, zoals ze in het citaat omschrijft. Nu verschijnen ze terug op LP en vind je de songs op YouTube, waar ze meer dan ooit worden afgespeeld. Maar ergens had ze gelijk, want is er veel veranderd? Wat met de burger- en mensenrechten nu? Geweld en vooroordelen   Geweld en vooroordelen zijn nog steeds schering en inslag. Alleen verbergt men het misschien beter nu, men veegt het met de borstel onder de mat. Tot de sociale media viraal gaan en niets het nog lijkt tegen te houden, waarbij vaak emotioneel en vol frustratie gereageerd wordt. Zie maar naar de geweldpleging op de zwarte Amerikaan George Floyd (25/05/20) wanneer een politieman hem wurgt door zijn knie op zijn keel te zetten. De man was ongewapend. Hij smeekte om losgelaten te worden: "I can't breathe." Hij stierf. Zwart Amerika kreeg en krijgt het nog steeds hard te verduren. Protesten lopen her en der uit de hand en van de chaos wordt misbruik gemaakt. Nieuwe leiders Er is nood aan een nieuw soort leider. Een Trump bijvoorbeeld kan zo iets niet aan en dreigt het alleen maar erger te maken. Doordat hij een atypische president is krijgt hij echter wel wat bijval. Maar dit soort leider reageert bij voorkeur impulsief en zegt wat hij denkt dat zijn aanhang (niet zijn volk, enkel zijn selecte clubje) wil horen. Schijnbaar zonder verder na te denken over de consequenties, tenzij het in zijn eigen voordeel is. Zulk een leider verliest zichzelf in egokwesties, oppervlakkige populistische uitspraken en kijkt naar belangen die enkel hem dienen. Terwijl andere echte prioriteiten worden genegeerd. Nu vel ik in zekere zin een oordeel op wat ik verneem vanuit de media en vanuit wat ik zelf al ervaren heb, maar ik zie het meer als een zeer verontrustend gevoel dat me bekruipt met een soort van déjà vu. Wat de rol van de mainstream media hierin is, is me nog niet duidelijk. Zij tonen nu eenmaal vaak het meest sensationele en nuances vind je nog zelden terug. Wel wordt het duidelijk dat Amerika eerder verdeeld is dan verenigd. En als dit niet goed aangepakt wordt, zal dit zich als een nieuw virus verspreiden. De kiem voor een burgeroorlog en voor onrusten wereldwijd. Toch heb ik hoop want ook vele mensen verenigen zich nu. Er komt solidariteit vanuit diverse hoeken: zoals een buschauffeur die weigert demonstranten te vervoeren naar een cel, zoals agenten die zelf knielen voor de demonstranten uit medeleven en respect. Er zijn ook vele vreedzame reacties vanuit heel de wereld tegen racisme en voor gelijkheid. Wat doet dan een goed leider? Een leider verbindt en brengt het volk samen. Zo simpel is dat. Een goed leider vertegenwoordigt zijn volk, neen beter nog, is het volk! Het luistert naar alle geledingen die er zich afspelen van de top tot de onderbuik, wat verstopt is en niet naar boven durft te komen is eens zo belangrijk. En dat zal deze leider - of het politieke systeem - samenbrengen tot een gezond evenwicht. Een moeilijke balans waarbij extremen steeds zullen trachten de leider in diskrediet te brengen, maar een goed leider doorziet dit en weet die balans te behouden en op de juiste manier erover te communiceren. Duidelijk, helder en zonder vooroordeel, in het licht van een volk dat de kans krijgt om zich te ontwikkelen.Daarmee keer ik even terug naar Nina Simone, deze grand dame van jazz, blues en klassieke muziek, had ook haar fouten en enkele extreme kantjes, maar zij kanaliseerde die in haar muziek, dat mensen raakt en samenbrengt. Wat engagement betreft is zij alvast een voorbeeld voor de generatie van nu. Haar songs klinker luider dan ooit. Wanneer leert de mens echt? Als er iemand luid roept? Als het te laat is, dan voor even? Of als iemand net op de juiste plaats op de juiste manier, luistert en je echt iets te vertellen hebben? Wanneer staat er dan een nieuwe Simone op of een Martin Luther King of een Gandhi of ... ? Of zijn wij het, de gewone mens, de leraar, de verzorger, de kunstenaar, de arbeider, de bediende, de zelfstandige: zij die hard werken en dit doen vanuit passie voor het vak en vanuit liefde voor de naaste? Zo, die mensen dus, zij die echt luisteren en een krachtig menswaardig signaal geven, zonder bloedvergieten, vanuit het hart spreken en zachtheid brengen in een wereld met individuen die niet meer durven zien welke eigen weg, samen te kunnen gaan.

Bart Vermeer
44 0

Over moeten

Ik (moet) loslaten. Deze nacht lag ik wakker. Misschien beter: vele nachten lag ik al wakker. Waarom is “rusten” toch zo moeilijk voor me? De moeheid is er, net zoals de onrust. Het blijft: knagend, zeurend manifesteert het zich. Behalve als ik schrijf. Maar soms moet je alles kunnen uitzetten. Herbronnen. De tijd stilzetten. Hoe doe je dat?  Ik (moet) rusten. Moet?Toen begreep ik het. Ik moet juist niets. Ik heb een teveel aan moeten en dat maakt me nog meer onrustig. Ik moet te veel van mezelf en denk daarbij ook nog eens dat mensen denken dat ik iets moet. Zelfs rusten moet? Ik besef plots dat het moeten iets is dat ik moeilijk kan loslaten. Omdat het een gecontroleerd, gepland en strevend naar perfectionisme soort moeten is. Je moet rusten, je moet werken en daarbij het beste van jezelf geven, je moet een goed huwelijk hebben, beter dan dat van je ouders, je moet je kinderen goed opvoeden, zij moeten daarbij aan sport doen, voldoende bewegen, goede resultaten halen, hun talenten ontwikkelen, net als jij, jij moet het goede voorbeeld geven. En haar rol daarin? Zij moet je beminnen, vastpakken als het nodig is, lekker koken, goed advies kunnen geven met diepe gesprekken: vrouw, moeder en filosoof zijn. En mijn rol daarin? Jij moet een echte vent zijn, genoeg verdienen, een betaalbare elektrische auto kunnen kopen, sterk zijn, goed presteren, luisteren en incasseren als een held en goed kunnen kokkerellen: man, vader en superheld zijn. Met alle genderclichés erbij, want wat ben je nog zonder die clichés? Een stuurloos schip op de rand van de afgrond? Tenzij er ergens een nieuwe koers bestaat? Welke koers moet? En zo raast het maar in mijn hoofd. Maar ergens moet het en wordt het ook van je verwacht. Denk je. En daarnaast moet je nog genoeg tijd hebben voor je hobby’s en je passies, als je die hebt, zo niet moet je die hebben.Tenslotte moet je ook letten op wat je allemaal eet en zegt en hoe je het zegt en leuke uitdagende vakanties boeken, zonder het vliegtuig te nemen, de beste foto’s maken en teksten erbij posten die iedereen inspireren en bovenal moet je de wereld redden van zijn nu al bijna zekere ondergang. Ja er is veel moeten dat moet gebeuren. Is er een overdosis aan moeten? In mijn hoofd alvast wel. En al zeker als dat nog eens komt vanuit een streven naar perfectie en controle. Hoe zou dat komen? Ik behaag, dus ik ben. Vanuit een groot verlangen naar behagen en behaagd willen worden, moet veel en lijkt het alsof je erbij hoort. Moet dit dan ook nog eens perfect zijn, met de juiste balans tussen paaien en schoppen? Niemand is perfect en je kan niet alles en iedereen veranderen. En al zeker niet door je op te jagen zoals zo goed lukt op afstand: in de wagen, op sociale media, vanuit je eigen cocon. Ian Fleming beschreef zijn James Bond Girls als imperfect. Er was altijd wel iets dat eraan scheelde, want perfect –dat wist hij ook- bestaat niet.  Je bent mens en je ademt en je leert en je maakt mee en je laat los. Ja vooral dat laatste, omdat je anders te veel jezelf én de ander vastzet: “you will make a fool out of yourself”. Gonst het ergens in mijn achterhoofd. Goed daar zijn we al uit, maar hoe laat je dat dan los? Dansen helpt en doen wat je echt graag doet. En misschien via een zelfgeschreven mantra. Carnavalsmantralaat losdat streven naardat moeten doendat perfect willen zijndat streven naar meer en zelfs minderlaat losdat je moet veranderendat jij of zij andersmoeten zijnlaat los dat je kan laten zienwie je bent en waaromlaat los en leef zonderde uitmuntende controledat er willen zijn van je vraagtzonder meer zonder moetengewoon omdat het islaat losdat masker van het moeten Bedenking bij de bedenking. Er is natuurlijk een verschil met iets moeten en iets willen, waar je zelf voor kiest.Een willen vanuit een echt zijn, niet vanuit een scheefgegroeid ego. Ik adviseer om eens neer te schrijven wat jij zelf wilt (niet die ander). Zo wil ik(vanuit het graag doen)goede leesbare teksten kunnen schrijvendie iets vertellen (want dat vertellen zit er nu eenmaal in)en wil ik (naar best vermogen) een goede vader zijneen echtgenoot die luistert (ook al zit m’n hoofd soms overvol)en kunnen bijdragen aan een leefbare wereld (tja, me ook maatschappelijk nuttig voelen)en dit laten samenkomen in mijn dagelijks leven. Ik mag dit met vallen en opstaan (want dat alleen al is een uitdaging en groeiproces). Meer niet, dit is al meer dan genoeg. Je mag. Ik mag alleen de lat mentaal niet te hoog leggen en te veel verwachten. Zelf ondernemen, niet opjagen en op tijd opladen. Laten we daarbij “moeten” vervangen door “mogen”. Want dan heb je nog een keuze. En die keuze wordt dan uiteindelijk een “ik wil” en nog steeds heb je daarin een keuze. Je mag rusten, een goed huwelijk en goede vriendschappen hebben, geld correct verdienen, kinderen coachen als verantwoorde individuen, je mag het allemaal, proberen, je mag… leven. Omdat je er zelf voor kiest, op jouw tempo. F*ck de rest! Meer zin of onzin wil ik niet en wil ik er niet meer achter zoeken. Alles mag. Niets moet. Toch?   Bij deze post ik ook eens een blogje uit mijn blog: https://bartsidiosyncrasies.blogspot.com/

Bart Vermeer
35 0

Je koffie

1.Als de vogels       donker boven je hoofd  vliegenen de kastanjesnaast je open barstenvallen de deuren op slotperst de geur van schimmeldoor het nieuwe plafonden sta je                            stilje beseft als een zweepslagin een mierennestdat je onderwegde ‘route du soleil’kwijt speelde- tijd voor koffie - zwart en bitterdie je voor de zoveelste keernaar binnen gietmokkend ergens op een                                          Hoog VerdiepIn een stadbadend in de echovan wat boegeroepterwijl de spiegel weigertje nog langer aan te kijkende vogels grijs boven je hoofd dreigen aan te vallenzolang het nat nietvan je gelaat glijdtals een masker van“ik ben niet hier”   2. Totje daarje koffietot je neemtals een oude hoer die niets meer doet                                dan oude klanten afwerken- buiten dromen de spiegelbeelden -alles raast voorbij vanachter de glazen straatomdat je niet vooruit wilen je de shotgun neemtnetjes verborgen onder een versleten boxeren knalt die godverdomse grijze vogelsuit die verdomde versleten luchttot, het valt,              jij valt,                         zij valt de koffieis op, de motorstoptdoor het vensterraam vang je nog een glimpvan een stad die daaltzie je daken zoals je ze nog nooit zagje glimlachtje schuift je stoel naar achterenlaat de vogels vrij en de koffie koud - zo daar ga je dan -het is al laatrust numaar.

Bart Vermeer
29 0

Heimwee naar het paradijs

een reisverhaal Mizmizy ‘Mag ik hier roken?’ vraagt een klant.‘Roken is ongezond,’ antwoordt ze dan. Ze staat achter de toog en trekt even aan haar sigaret. Ze glimlacht naar hem. De klant kijkt verbaasd. Hij schudt zijn hoofd en licht een sigaret op terwijl zij een asbak onder zijn neus schuift. Ik leerde Thamina kennen in een taverne te Brussel, waar ze werkte om haar studies te kunnen betalen. Ze zuipt als een koe en rookt als een schoorsteen. Haar ouders denken dat ze een keurig moslimleven leidt en ijverig studeert voor dokter, dit onder toezicht van haar oudere broer, Iqbal. Hij volgt politieke studies aan de internationale school om erna de politieke carrière van vader in Bangladesh voort te zetten. Iqbal heeft zich echter bij een hippiegemeenschap aangesloten, dweept met zen en softdrugs en wil een roman schrijven waarin hij Oost en West verenigt, een wijs man met idiote doelen. Thamina maakt zich zorgen om hem. Hij maakt zich geen zorgen. Haar ouders willen dat zij gaat trouwen, nu ze nog jong is en een goede familie kunnen vinden voor haar, er is namelijk interesse. Maar dat ligt nogal complex. Zowel zij als ik hebben zo onze eigen voorkeuren en zijn uiterst koppig als het gaat om keuzes maken.We kennen elkaar al sinds onze job in de taverne, nu drie jaar geleden. Ik als keukenhulp en zij als notoire en beruchte toogverantwoordelijke – zoals ze dat zeggen. Dat er hier, in deze oubollig ogende taverne, zoveel volk komt, heeft vooral te maken met haar eigenzinnige kijk op de dingen en haar vlotte sociale babbel. Sinds de eerste avond dat we samenwerkten, een heel chaotische avond, zijn we beste maatjes en helpen elkaar waar het kan.En zo komt het dat ik hier met haar in een provinciaal stadje ben aanbeland met de charmante naam Mizmizy. Ik mocht mee met haar. Dat haar ouders dat vertrouwden heeft wellicht te maken met het feit dat ze mij niet echt kennen. Ze ontvingen me de eerste avond meteen heel gastvrij en hadden een apart kamertje voor mij voorzien. Ik ben hier nu voor de tweede dag en heb net een hele rij familie van haar ontmoet. Volgepropt met oosters lekkers zit ik rond de tafel met haar en haar ouders in de woonkamer en net als mijn maag voelt de sfeer momenteel erg gespannen aan. Thamina zit met haar handen voor de ogen en ellebogen op de tafel. De hele familie om haar heen. Ze huilt. En zij praten, veel. ‘Als je nu niet trouwt wil niemand nog met je trouwen!’ zegt haar moeder dwingend.‘Maar ik ben nog maar zevenentwintig!’‘Je had al zeven kinderen moeten hebben, ja. Kijk naar je zus. Die heeft alles wat ze moet hebben.’En ze knipoogt even naar Thamina’s zus die net met een schoteltje hapjes komt aangelopen. ‘Jong trouwen en baren. Zo hoort het ook,’ vult haar vader verder aan.‘Niet waar ik leef, daar ben ik nog jong.’ Haar vader probeert de partijen te sussen: ‘Je bent jong, prinses, maar je weet dat geen Bengaalse man je nog wil zodra je de dertig bent gepasseerd. Nu kan je nog een deftige partij vinden. En de man die wij hebben gevonden komt uit een echt goede familie.’ ‘Wie zegt dat ik een Bengaalse man wil?’Haar ouders kijken haar geschrokken aan.‘We hadden haar nooit naar Europa mogen sturen,’ reageert haar moeder verwijtend.‘Dat was het beste voor haar en Iqbal,’ zegt de vader beslist. ‘Maar ze moet een Bengaalse man trouwen, denk aan jouw positie...’ Thamina kijkt treurig op. Ze weet wat haar moeder bedoelt. Haar vader is burgemeester van het dorp en ambieert een carrière in de politiek. Een man met aanzien, waarvoor tradities – zeker naar de buitenwereld toe – erg belangrijk zijn. Dat is toch wat ze mij ooit eens vertelde, de reden waarom ze liever niet terugging. Het aanpassen aan onze cultuur ging haar redelijk vlot af, maar het weer aanpassen aan haar eigen wereld ligt voor haar veel moeilijker. Ze staat op en kijkt naar mij. ‘Heb je ooit de Baai van Bangladesh in het echt gezien?’Ik schud van niet.Haar moeder zucht.‘Nu nog niet,’ besluit ze. ‘Nu wil ik nog niet trouwen.’ ‘Maak je studies dan eerst af!’ roept haar vader haar nog na, wanneer ze opstaat en de kamer verlaat. Alsof hij zo zijn bronnen heeft en weet dat zij nog niet echt veel aan haar studies heeft gedaan. Cox's Bazar De volgende ochtend staan we vroeg op. Het is de bedoeling dat we in Cox's Bazar terechtkomen, tegen de avond. Het is een klein kuststadje aan de Bengaalse baai, waarvan men ooit het Saint-Tropez van het Oosten wil maken.‘Ik wil nog een jaar uitstel,’ vertelt ze haar ouders vlak voor we vertrekken. Haar moeder houdt haar handen voor haar ogen. Ze stapt in het busje dat ze voor haar en mij regelden en kijkt niet om. Voor ik het goed en wel besef, rij ik samen met Thamina dwars door Bangladesh, door het meer bergzame gedeelte van de Chittagong Hill Tracts, de grens met India en Birma. Ik mag haar graag. Ze heeft een heel eigen lichte kijk op de dingen, een mix tussen Oost en West, het beste uit beide werelden zeg maar, daar is geen boek voor nodig; zij is het levende bewijs dat het kan. Zo zie ik haar althans. Er is verder niets tussen ons.   Ik voel me wereldburger en ben blij een vrij man te zijn, dus zoek ik ook niet verder. Ik heb al teveel gezien dat kapot ging en heb enkele jaren geleden besloten dat relaties, laat staan de liefde, niets voor mij is. Zij vindt dat ik te veel nadenk over die dingen en daarom van die domme principes heb die me niet toelaten echt te leven. En zo hebben we ‘s nachts na het werk vaak diepe discussies waarvan één plus één uiteindelijk leidt tot nul. Op een fijne manier. ‘Misschien lukt het wel om iemand te ontmoeten, zonder te moeten, gewoon iemand die mij en mijn afkomst zou kunnen respecteren, een man die mij niet gebruikt als huismeid maar die me zal liefhebben om wie ik ben.’Dat zegt ze terwijl de wagen al meer dan twee uur door het landschap raast en ik dringend ergens zou willen stoppen. ‘Gelijk heb je,’ bevestig ik zacht. Een naïeve gedachte, maar ik geef haar graag gelijk.De zon komt op en we stoppen eindelijk even met het minibusje in een dorpje langs de hoofdweg Dhaka-Chittagong. Een kopje thee zal smaken, besluit onze chauffeur, Salim. Hij verstaat gelukkig geen Nederlands en zelf kan ik met veel moeite zijn gebroken Engels verstaan als ik hem een vraag stel. Hij is een grote, slanke, netgeklede man in een kostuum met donkerblauwe blazer, wit hemd en blinkende, zwarte lederen schoenen. Voorts is hij erg hoffelijk naar ons toe en zijn diepe donkere ogen maken indruk wanneer hij je recht in de ogen aankijkt, een Bengaalse James Bond als het ware. Hij zou veel succes hebben bij de vrouwtjes en de mannetjes in Europa, bedenk ik. Thee is hier de nationale drank, het smaakt romig zoet en heeft de kleur van koffie verkeerd.Het is een mooie streek en hoe dieper we het land inrijden, hoe anders alles wordt: minder rijstvelden, meer heuvels en bebossingen, meubelwinkeltjes, mannen in witte 'panjabi's' die hand in hand lopen in de stad. Nog verder weg, koeien die magerder worden op de weg, mensen die afdunnen op het land en meer en meer kinderen met bamboestokken op hun rug, zeulend langs wegen die slechter worden dan ze al waren. Soms mogen we niet doorrijden en moeten dan een heuse omweg maken. Er leven hier volksstammen in de bergen die hun tradities wensen te bewaren en een bloedhekel hebben aan pottenkijkers. Ze hebben  gelijk. Na enkele hobbelige omwegen naderen we de zee. Salim is een ongelooflijk goede chauffeur die steeds voor het middengedeelte van de weg kiest om zo toeterende tegenliggers sneller te kunnen ontwijken. Totdat hij de zee ruikt, dan slaakt hij een kreet en duwt het gaspedaal volledig naar beneden, waarna we ons als een bende krijsende lemmingen richting de afgrond storten, door het laatste dorpje, over een koppeltje aan elkaar snuffelende honden, tot het einde van de weg, waar de zee de wielen nat likt. Hij stapt uit, zijn ogen tranen van geluk. Ik vraag hem voorzichtig of zijn familie hier woont? Hij schudt van niet en beantwoordt in enkele zinnen: ‘No Family… my family… is the sea. I worked for years on a ship. I still feel the sea inside.’ Hij werpt zijn sandalen uit en laat zijn voeten de zee proeven. Het is nacht, we zijn er en ik kan er niet echt van genieten. Ik zit met mijn gedachten bij die twee honden, zomaar omver gereden, want ze liepen in de weg. Het leven is hard hier en dus ook voor honden. Thamina, Salim en ik checken in bij het eerste hotel dat we tegenkomen. We laten onze reispas zien terwijl een tweede bediende zoekt naar een pen om ons bestaan te kunnen bevestigen. Salim kijkt streng toe dat we een eigen kamer nemen. Hij is niet alleen onze chauffeur, maar ook opzichter en bodyguard van de familie en dus ook van ons. We eten eerst nog iets. Een bhat-schotel, witte gepelde rijst, illich, de plaatselijke vis en een pikante groentesaus met linzen. Er wordt met de handen gegeten. De bhat wordt samen met een stukje vis tot een balletje gekneed en met de duim in de mond geschoven. Met de handen eten smaakt anders, voller, een onmiddellijk soort contact met de smaakpapillen. Het eet alleen minder prettig, of ik ben gewoon te onhandig, want voor ik het goed en wel besef lacht Thamina me recht in het gezicht uit. ‘Zelfs de honden eten hier beschaafder dan jij,’ lacht ze.‘Ik leef tenminste nog,’ zeg ik bits.‘Oh, is het dat wat je dwarszit?’ Ze heeft duidelijk door dat ik niet blij ben met de manier waarop het laatste stuk van de rit verliep.‘Honden zijn geen huisdieren bij ons, dus ...’‘Dus, moet je ze daarom maar...’‘Nee, dat moet niet...’‘Net zo min als men je kan dwingen om te trouwen?!’Ze kijkt me ontdaan aan.‘Je kunt dit moeilijk vergelijken,’ zegt ze gebeten terug, ‘het is een traditie hier en ik begrijp wel die traditie, voor velen werkt het, als de keuze goed gemaakt is door de ouders.’Ik knik en prop nog wat in m’n mond zodat ik haar daar niet op hoef te antwoorden.‘Het is net als in Europa.’Ik kijk haar vragend aan.‘Ook daar weet je niet op voorhand of de keuze goed is...’‘Nee... maar je kiest wel zelf...’Stilte. Ook mijn keuzes waren tot hier allesbehalve goed en dat waren vrije keuzes, maar daar was ik zelf verantwoordelijk voor en daarbij had ik ook zelf de keuze om het stop te zetten. Thamina denkt er verder over na, ze fronst haar wenkbrauwen, alsof ze nog een nieuw argument gevonden heeft.‘En toch, je schoonouders kies je ook niet, en bij ons komen ze vanaf het begin al overeen...’‘Soms...’‘Ja, soms.’Ze kijkt mijmerend naar een affiche van een Bollywoodfilm met voorop de cover een wel heel rondborstige danseres en daarachter een hongerig kijkende man.Ik kuch even. ‘Wil je zeggen dat je over het voorstel van je ouders nu echt nadenkt?’‘Wat moet ik anders...’ zegt ze bijna alsof ze een keuze heeft gemaakt, alsof de reis door het landschap haar meer en meer begint te verbinden met haar wortels. Trekkend aan haar lijf en leden, fluisterend in de oren, jij bent een vrouw van hier, jij doet wat er hier al eeuwen gedaan wordt. Ik doorbreek de stilte: ‘Met je hart kiezen moet je doen.’‘Mijn hart is al lang in de war, misschien moet ik hen inderdaad wel laten kiezen voor ik als oude vrijster na m’n werk op straat sta te paffen in de hoop een beurt te kunnen scoren.’ Ik kijk haar aan. Ik wil haar zeggen hoe mooi ze is, dat ze zeker iemand zal vinden die haar waard is. Dat ik haar zielsgraag mag en... Maar daar blokkeren mijn gedachten. Ik wil niets, enkel warmte zonder teveel nadenken. Op lange termijn is dat niet voldoende. We besluiten onder zachte dwang terug te keren naar het hotel. ‘So late, it’s not safe for tourists here, not yet,’ komt Salim ons zeggen, vlak nadat hij een gesprek op zijn smartphone van wel zeker een uur heeft beëindigd. Grote grijze plekken die als boosaardige ogen naar je staren sieren de muren, vet en bloed kleeft op de lakens. Ik besluit om de matras buiten op het balkon te leggen, zonder lakens. Thamina’s kamer is vlak naast de mijne. Ook zij staat op het balkon. Ze draagt een paars nachthemd, mooi en doorschijnend door het invallende maanlicht. Ik kan haar golvingen zien zonder dat je de details ziet, enkel de puntjes van haar tepels door de koude nachtwind. Niet alleen de hemel is beloftevol.‘Kun je niet slapen?’‘Mwah, te warm en te vuil daar binnen, dan maar liever buiten.’ Ze glimlacht en klimt over de reling van het balkon, haar nachtjapon licht opheffend tot aan haar knieën, mooie slanke benen. Voor ik het goed en wel besef, staat ze vlak naast me op een manier zoals ik haar nog nooit zag.‘Zullen we samen slapen?’‘Euh... en wat als Salim...’‘Oh, die slaapt naast mijn kamer en ik hoorde hem al snurken tot in m’n eigen kamer. Trouwens, ik zei dat we samen gingen slapen, daar doen we niets verkeerds mee.’ Ze knipoogt.We nestelen ons zwaar vermoeid op de matras. Alsof de nacht ons alleen nog maar een klein zetje hoeft te geven voor we als een blok in slaap zullen vallen. Zij duwt zich dicht tegen mij aan met haar zij, armen tegen elkaar, de blik gericht op de sterrenhemel. Ze legt haar hand zachtjes op mijn boxershort. Ik leg mijn arm om haar schouders, mijn hand zachtjes vallend op haar nachtkleed. En trek haar dichter tegen mij aan. Ik voel haar tepels vanonder het stof. Zij voelt mij steviger worden, langzaam hard. Ze streelt hem zacht, zonder meer. Strelen alsof ze een puppy aait en zijn gehijg zachtjes kalmeert.Ik voel me zwaar worden, uitgeput van de rit. Ik word weer slap. Ze draait zich om, duwt haar kontje tegen mij aan en pakt mijn arm vast, die ze rond haar middel slaat. Ik geniet van haar warmte en haar zo bevreemdende zachte geur. Ze neemt mijn hand vast en streelt zacht mijn vingers. Als een schommel bewegen we tegen elkaar aan, lepeltje in lepeltje bereiken we als twee oude zielen op het ritme van de geluiden van de zee het land van duizend en één nachten.Everest water Rond zes uur 's morgens wekken bussen met reuzenluidsprekers ons. Ik voel me ziek, erg ziek en misselijk. Dit wordt een dag om te mediteren en ansichtkaartjes te schrijven in bed. Salim gaat ondertussen op zoek naar een beter hotel. Na een half uurtje komt hij terug en voert ons naar een recent gebouwd hotel, waar ik op nette lakens mijn dag verder mag uitzieken. Salim gaat enkele vrienden van hem bezoeken en Thamina besluit om bij me te blijven.Ze houdt mijn hand vast als ik op bed lig. Mijn gezicht vertrekt van de buikkrampen om erna enkele seconden te ontspannen. Een tweetal uur strijden tegen een zware misselijkheid en toiletgeluiden die de rust van de buurt verstoren. Zij blijft in de buurt, helpt waar ze kan en dept mijn bezwete voorhoofd telkens na een van die weerkerende stuiptrekkingen. Na een tijdje word ik rustiger. Ook zij is moe. De reis, de korte nachten, de vele gedachten, de keuzes en het wilde van het land putten een mens uit. Zij valt naast me in slaap. Ik kijk naar haar kleine fijne lippen, haar ogen die rusten, haar smalle wenkbrauwen die onrustig liggen, haar zachte mokkaroomkleurige huid. Ik val in slaap, tegen haar aan. Thamina wordt huilend wakker, ik houd haar vast en troost haar. Ze droomde dat ze te laat zou komen op het sterfbed van haar vader. Het witzouten zakje in de fles water Everest, do not drink without protection seal smaakt slecht. Thamina doucht zich, ze voelt zich vuil en radeloos. Ze houdt van haar ouders maar wil een eigen leven, vertelt ze, en toch lijkt het alsof ze hen verraad als ze niet volgens hun verwachtingen vrouw wordt. Uit de vele huwelijksfoto’s die ik van haar familie zag belooft dat niet veel goeds. Terwijl de man zijn bolle wangen in een glimlach naar boven krullen zie je haar jonge felrode lippen angstig naar beneden hangen, als een vogel die ieder moment zal neerdalen en beseft dat ze nooit meer zal vliegen. Mooie meisjes die zich gedragen als giechelende tieners tot ze weggeplukt worden. Vrouwen die je zou willen weghalen om hun dit duizenden kilometers verder te besparen. Of hetzelfde te laten gebeuren in een 'strakker' kleedje, hoewel je dan zou kunnen beweren dat ze toch een keuze hebben gehad. Kaartjes naar mijn vrienden. Ik mis hen, het zijn fijne vrienden. Enkel hoorde ik toen nog te veel verhalen die op elkaar leken, zoals een flauwe grap die al twintig keer verteld werd en toch steeds leuker wordt omdat ze zo flauw is en je zo dronken bent. Misschien komt dit doordat er zo weinig gebeurde vlakbij de toog van nooitgedachtenland of wilde ik gewoon niet praten over wat ik echt dacht en voelde en wenste, te vermoeiend. Misschien was ik te vaak bij hen en te weinig bij haar, mijn Vlaamse vlam. Zij die mij voor het eerst wist mee te nemen naar onbekende werelden en me daarna telkens weer de deur tegen het gezicht aansmeet. Zij wilde veel, te veel en ze was grillig; dan weer wel, dan weer niet, dan vrolijk, dan woedend, zelfs geweld was haar niet vreemd. Ze had pijn. Ergens diep vanbinnen en niet alleen zij zou dat voelen, ook hij die te dicht bij haar kwam. Zo hard, dat ik wegliep.‘We stoppen ermee.’ Hoe kon ik dat zeggen tegen iemand van wie ik nog hield… en toch. Ze schokte in mijn armen terwijl ze hard met haar vuisten tegen me aan sloeg. ‘Moet ik je nu wurgen of omarmen?!’‘Wurg me maar.’ Zij voelde warm aan en ik voelde me kouder worden. Het afschuwelijke besef dat dit niet voor mij was weggelegd deed me sindsdien hyperventileren wanneer een vrouw nog maar aanstalten deed om me beter te leren kennen. Geen 'normaal' leven of, misschien, als de kippen niet meer kakelen maar praten. Ik vertrok. Haar naam was enkel nog een kleur in een dagboek. Tot ik Thamina tegenkwam. Voor het eerst sinds jaren was dit anders. Alsof ik me bij haar wel veilig voel. Ik ga op het balkon zitten en neem een paar foto’s. Overal loopt men rond, hard werkend, kriskras door elkaar, een mooi en druk volk, dat steeds weer opbouwt. Van hieruit kan ik beter de videofunctie nemen. Normaal geef ik de voorkeur aan foto's, zeker op locatie, omdat je voor foto's de tijd moet nemen om te kijken en te plaatsen, die tijd neem je meestal niet wanneer je filmt. De camera registreert en jij beweegt met spastische neigingen om zoveel mogelijk tegelijk te zien. Beelden in een vast kader die even snel zouden moeten zijn als de ogen, duizenden frames die uiteindelijk het hoofd doen duizelen, de oren tuiten en de ogen sluiten voor het geweld aan beelden. De zon gaat hier snel onder en ik voel me al wat beter, maar van het eten in het plaatselijk restaurantje, met zijn toilet dat er nog gruwelijker uitzag dan deze in de film Trainspotting, blijf ik voorlopig af. Thamina en Salim zijn er een rijke Bengaal tegengekomen die graag kindjes wegschopt als ze voor zijn voeten lopen en zijn nu met hem mee. Hij beloofde hen een ritje met de speedboot en een beerparty. Ik wilde liever in het hotel blijven.   Asalaam aylekoumIk besluit om mijn stoute schoenen aan te trekken en alleen op pad te gaan, misschien kan ik naar één van de rieten dorpjes wandelen die ik in de duinen zag liggen, waarom niet. De zee ruist. Even alleen. Heerlijk. ‘My name is Ruby.’ Een meisje van ongeveer tien in zwart Ajax-shirtje en roodgebloemd broekje groet me. Een ander meisje, iets ouder, staat naast haar en prevelt iets. Haar armen zien eruit als schuurpapier en op haar lippen kleeft dik, rood doorlopen lippenstift. Haar ogen zijn grotesk blauw geschminkt. Ze kijkt me wazig aan en wil me iets vertellen. Ik vraag aan Ruby wat er mis is met haar. Ze vertelt dat ze geen vader, geen moeder, geen zuster meer heeft; iedereen weg sinds de vloed kwam. Ze wijst naar een klein rieten hutje dat lijkt op zo'n Indiaanse zweethut. Daar woont zij alleen. Ruby zelf neemt me bij de hand en trekt me mee naar een iets grotere bamboehut. ‘Here lives my family.’ Een oude, breedglimlachende man komt naar buiten. Hij verwelkomt me en nodigt me uit even mee binnen te komen. Het hutje bestaat uit twee kleine vertrekken en één halfopen, blijkbaar de keuken, in de andere twee staan verharde rieten bedden. Ik tel een hele familie kinderen en grootouders, pal voor mijn neus. Ze kijken me verbaasd aan, een blanke westerse man is hier een rariteit. Ik glimlach wat en speel handjeklap met Ruby. Even later zitten de andere kinderen naast mij op het grote bed. De grootouders brengen een kom in zon gerijpte kleine vruchtjes. Ze lijken op appeltjes. Ik waag het erop, al is het maar uit beleefdheid. Ze smaken naar een super geconcentreerde Granny Smith. Het valt best mee en mijn maag lijkt het te verdragen. Ik dank hen en neem afscheid, ze stralen. De kinderen wuiven me enthousiast uit. Even verder draai ik me nog eens om en zie het meisje met de blauwe ogen. Ze kijkt me na met een blik die dwars door me heen gaat. Dit is geen toeristisch land. Wat doe ik hier eigenlijk? In de winkelstraat met schelpen- en stoffenkraampjes hoor ik enkele mannenstemmen me iets toeroepen en lachen, ik reageer niet en loopt verdwaasd verder, te ver weg van huis. Ik wilde graag weg van huis, van haar, van alles, maar wist niet waarnaartoe en belandde met een Bengaalse schone ergens waar ik niet thuishoorde. Vanaf het balkon van mijn hotelkamer kijk ik naar de mensen op het dak van een versleten bus die druk in de weer praten en op het dak lijken te barbecueën. Mooi, zo onder het licht van een straatlamp. Ik denk aan mijn vrienden. Ik denk aan het ouderloze meisje. Verder denken wil ik niet, de verschillen zijn hier te groot; ik voel me er ongemakkelijk bij en zelf ben ik moeder Theresa niet. Ik luister naar de zee, de krekels, het gezang, protesterende megafoons en luid klappende mensen. Die nacht krijg ik bezoek van een horde muggen die als wilde prairiehonden op zoek zijn naar bloed. Tegen de ochtend val ik pas in slaap en droom van haar. De wind maakt me wakker, ik open mijn ogen en Thamina staat voor het vensterraam, ze rekt zich uit als een jonge wolvin. De zon valt binnen.‘as-salāmoe `alaykoem.’‘wa alaykoem as-salām’‘En hoe voel je je?’‘Beter, veel beter.’ Ze glimlacht, ze kan zo lief glimlachen achter dat masker van haar; de meid die alles aankan, die alles weet en nooit verveelt. ‘Hoe was de beerparty?’‘'t was een aansteller.’ Ze zucht even, heft haar hoofd op, strekt de armen en laat haar ogen schitteren. ‘Als we vandaag eens gaan zwemmen?’‘Mag dat?’‘Wel als we lange badkleding dragen.’‘Dat heb ik niet.’Ze glimlacht en kijkt me ondeugend aan. ‘We zullen zien.’ Salim heeft haar verteld dat er vandaag noch gereden noch gewerkt mag worden, zelfs de riksja’s worden tegengehouden. Het is staking en hij weet niet hoelang het zal blijven duren. Nog meer bussen zijn deze nacht aangekomen en de luidsprekers staan niet stil.  On-rustOp de gang ontmoet ik voor het eerst mijn buurman, een in net pak geklede Pakistaan, waarschijnlijk een zakenman. Hij knikt me relaxt toe en vraagt me naar mijn business hier. Ik ben het beu om me als toerist voor te stellen en vertel hem dat ik hier ben om een roman te schrijven over Bangladesh. Hij glimlacht alsof hij er niets van gelooft en stelt zichzelf voor als Hassan, journalist van de Khalied Times. Hij vertelt dat ik hier waarschijnlijk nog wel een tijdje zal vastzitten, dat de bevolking op scherp staat momenteel en diegene die niet participeert in de staking zal gestraft worden. De bussen hier zijn volgeladen met studenten  die hun onvrede uiten tegenover de regering. Er rijden patrouillewagens van het leger rond en er heerst een onrustige stilte. Snel wandelen we door naar het strand, waar de zon schijnt en de zee alles wegspoelt. Er is veel volk aan het strand. Zwemmen gaat nu niet, nee, we zijn nog net niet gek. Enkel de voeten raken de Bengaalse baai. De volgende dag. De staking woedt voort, de bergen mogen we niet in, want die zijn te gevaarlijk, zodat wat ik vreesde waar blijkt te worden: vastzitten aan het langste zilverstrand ter wereld, samen met een chauffeur die zich meer en meer als een overspannen bodyguard begint te gedragen en dorpsbewoners die je angstvallig aansporen om terug naar het hotel te keren: ‘Blijf in uw kamer en kijk maar wat naar de zee.’ Net zoals de vakanties in Blankenberge met mijn ouders. Help. De journalist hangt over de reling en staart naar beneden. Ik groet hem en vraag of er in de omgeving iets te zien is dat te voet haalbaar is en niet verboden. Hij stelt voor om vandaag onze gids te zijn. Eerst moet ik nog aan geld zien te komen, voor als ik straks nog iets wil drinken of eten, met de dollars die ik nog heb zal ik niet ver geraken. Banken en postkantoren zijn gesloten, dus vraag ik om het te wisselen in taka's aan de receptie. De receptionist vertelt me dat dat niet mogelijk is. Terwijl ik teleurgesteld in een van de hotelstoeltjes ga zitten en wacht op de rest, komt er een tiener op me af die geïnteresseerd vraagt waar ik vandaan kom. ‘Belgium.’‘Ooh Nilis, you know Nilis, and euhm, Scifo, great players.’Een oom van hem heeft in België gewoond. De Engelse uitspraak van de jongen is ook veel beter dan dat van de meeste Bengalen hier, wat een hele verademing is. Hij zou later graag naar de universiteit willen en met veel respect praat hij over zijn leermeester die hem hierbij helpt. Ik vraag hem of hij misschien weet waar ik geld kan wisselen. De receptionist is een vriend van hem en speelt in hetzelfde cricketteam. Mijn geld wordt gewisseld. Ondertussen komen Thamina, Salim en Hassan keurig opgefrist in de hal aan. Ik wil hen voorstellen aan de student. Hij wordt echter op een brute manier door Salim weggejaagd. Het wantrouwen is groot en de bezorgdheid nog groter. We volgen enkele weggetjes richting de heuvels en ik voel mijn bloed stromen, warm en opgewonden. We komen in straten terecht waar de varkens in het vuil wroeten en naar zwavelzuur geurende dampen uit de open riolen stijgen langs de houten winkeltjes met schreeuwerige Pepsi- en Coca Cola-reclameborden. Het is warm en stofwolken weken zich los. We stoppen voor een groot grijs-wit betonnen gebouw. Even later bevinden we ons binnen. Geen receptie, gewoon een lange donkere gang met grijze zuilen die via een platte kronkelweg naar twee verschillende verdiepingen leidt. Een ziekenhuis. De eerste verdieping is voor de minder zware gevallen, de tweede verdieping lijkt meer op een oorlogscentrum. Hier liggen vooral mensen met leveraandoeningen, ‘opvallend veel leveraandoeningen,’ benadrukt Thamina. ‘M’n ouders willen dat ik ook in zo’n ziekenhuis ga werken, ooit, als arts, en als dat niet wil lukken, als verpleegster.’‘Het is een nobel beroep.’‘Ja, maar hier... het is hier echt werken met de middelen die er zijn en veel is er niet.’‘Liefst niet hier... ’ zeg ik zachtjes en ik neem haar hand vast. Ze knijpt zacht terug. Dan laat ze snel los. Ik zie haar nadenken, twijfelen, alsof ze echt nadenkt om eventueel haar leven om te gooien, om alles vanaf nu anders aan te pakken. Het is een grote witte zaal vol kleine bedden waar veel kinderen rondlopen, met hier en daar een netgeklede zuster die naar het laboratorium snelt, een rommelig lab in een ruimte dat weg heeft van een schuilkelder. Zelfs dat van mijn middelbare school zag er beter uitgerust uit. En dan zijn er de zieken, mensen die hardop hallucineren en creperen van de pijn; een pijnverdovend middel zou hier goud waard zijn. Zoveel pijn dat ik snel naar buiten vlucht, hier kan ik geen foto's van nemen.  "Als er een hel is op aarde   is het een derde wereld hospitaal   Waar geboorte en dood   beide huilen voor hulp   samen met dezelfde adem "                                     Nadeem Rahman De staking eindigt even plots als die begon. Het is acht uur ‘s avonds, we vertrekken onmiddellijk. Het is genoeg geweest en Thamina heeft een besluit genomen; ze wil zo snel mogelijk weer naar België. In Chittagong City verdwalen we en verliezen zo een paar uur. Thamina knikkebolt in slaap, ik neem haar in mijn armen. Slaap maar, rust nu uit. Het is nacht en de maan voelt jong.Afscheid De laatste dag, we moeten gaan eten bij twee families. Zij heeft een fijne familie, niet te vergelijken met dat van mij, dat in stukken is gescheurd. Daarna gaan we met z'n allen naar de kermis. Allemaal kleurrijke kraampjes met lekker geurende zoetigheden en foto's van Indiase en Bengaalse cricketvedetten. Er is ook een rad, uit hout gemaakt, met twee stoelen die elk om beurten worden voortgeduwd. Het is een mooie avond. Thamina blijft de hele nacht nog bij haar ouders. Ik wacht op het dak. Laat in de nacht, als het bijna ochtend wordt, komt ze naar boven. Haar donkere wangen blinken zacht. Ik omarm haar troostend. We besluiten om nog een wandeling te maken. Bij een bruggetje gaan we zitten en legen de laatste fles taxfree paper bag whisky. De lege fles droppen we in het riviertje en terwijl we kijken hoe het in een dunne duisternis verdwijnt, streel ik zacht haar haren en vertelt zij dat ze mijn hart hoort kloppen. Dat kan alleen in Bangladesh. ‘Dat hart doet nog steeds pijn,’ zeg ik met een oprechte blik en een je-weet-wel-vanwaar-het-komt zucht.‘Goed, dan zijn we met z’n tweeën en zeker niet alleen.’ Afscheid en tranen en hen die we achterlaten. De luchthaven. Duty free shoppen. Laat de dollars maar rollen, we zitten hier tien uur vast, it's a Dubai material world, we komen dollars tekort. We slapen op de grond. Zij is mooier geworden, ze is veranderd, 'amio', ik ook. Brussel. Sneeuw en sneeuwwitte zelfbewuste vrouwen die dromerig kijken naar newage-etalages. Olifantjes en een domme wazige sluier overvallen mijn ogen. Mijn handen voelen koud en mijn vingers, met fluo-orange hennanagels, versierd bij mijn vertrek door Thamina’s nichtjes, zoeken warmte bij het vasthouden van een zak friet met mayonaise. Het aanpassen duurt niet zo lang. Thamina heeft zich opnieuw ingeschreven op de universiteit, ze wil dokter worden. Ik doe verder waar ik goed in ben: zoeken. Ik voel me terug. Afwezig.                                      Voor Iqbal, Bengaalse wijze vriend, het ga je goed en licht.    

Bart Vermeer
36 0

Opleiding

Filmregie (Rits Brussel)
SLO Lerarenopleiding (CVO Lommel/Hasselt)
Schrijfdocentenopleiding (Creatief Schrijven vzw)
Creatief Schrijven (Universitaire Werkgroep Literatuur en Media o.l.v. Hans Devroe).
Diverse workshops via Wisper vzw en Creatief Schrijven vzw.

Publicaties

Brutus en Medea, poëziebundel
De demonen van Dalca, trilogie van jeugdromans i.s.m. Johan Vandevelde
Polaroids, poëziebundel
Zeven nachten zonder, verhalenbundel
Diverse artikels via UWEL, VAV, KVLS, ...
Eigen blogs, over "barts idiosyncrasies" en over "finding out films".

Prijzen

Gouden Meeuw Creatief Schrijven, 2010
1ste prijs Gedicht 'Allergie' Parcours d'Amour, 2003
2de prijs kinder- en jeugdjury, categorie 12+ voor Nachtwild, 2015
3de prijs wedstrijd kortverhalen Stad Lommel, 2009
3de prijs poëziewedstrijd Lommel, Je humor, 2016