En jij werd je mond die sprak en nimmer aanstaande weken at of dacht,
omdat je niet dacht wat je was of was wie je dacht. Er vormde zich een
kieskeurige lach op je aangezicht die danste. Weinigen twijfelden er nog
aan: wij zouden wel overwinteren. En zo werd de plaats al gauw de plaats
geruimd en in de kiem gesmoord zoals ze zouden zeggen als niets nog
echt was alleen maar virtueel zoals tussenin mij: jij.
Jij bestaat alleen maar bij mij zei hij
En wij bestaan alleen maar erbij dacht hij erbij.
Zo dat staat netjes: ergens waar ik me tegoed doe aan jou.
Hij keerde zich de rug toe en zijn rug draaide mee en hij keerde zich
de rug toe en zijn rug draaide veel meer dan hij en hij bedacht zich:
niet alles is rond.
Buiten regent het,
de stoelen zullen niet overblijven maar zij die zitten in het café,
buiten zal het waaien,
zij die overblijven zullen zich het zat van de mond vegen
en opnieuw worden geboren uit hun dronkenschap,
alleen omdat ik dat wil.
Jij werd een paradoxaal dubbelwezen en leidde een alter ego de hoek om
jouw buurt in hier hield jij de touwtjes stevig in handen en de broekspijp
omgerold sta jij wel je personage te hulp: je biedt hem een stevige hand
aan en leidt hem, soms zul je blij zijn en soms zal je weigeren jezelf nog
te zijn maar gelukkig werd jij een paradoxaal dubbelwezen met een dubbel
geweten dat zingt en mijn geklungel werd geapprecieerd door zij die dubbel
stonden van het lachen dat ze niet meer uit zich kregen dus kermend kwam
mijn schaduw de hoek om, alles is oké, buiten zal het regenen en waaien maar
wij zullen blijven bestaan lieve.
------------------------------------
Zo zit dat dus de staart in de achterkant in elkaar de volgorde:
van voor naar achter van links naar echt. Alles is pas virtueel als we erin geloven.
Met beide benen zul je altijd in de maling genomen worden en nooit apart maar
neem je jezelf nu eens bij de handen en lach? Nee nooit was er genoeg zat zijn.
Klein klein wezentje, wat doe je in theorie en wat doe je in praktijk?
Wat doe je in de hersenpannetjes en wat doe je in mijn maag?
Wat heb ik je misdaan, is het misschien een gezwel dat ik je in nestelde en jij die dacht:
wel nu ben jij aan de beurt en ik die hier zit, ik en mijn gezwel, zucht wat gaat de tijd
snel.
Wat gaat de ziekte snel, en redt hij mij of ik hem? Wat kunnen we zonder elkander
en wat keert hij om?
Wij denken de perceptie meneer.
Nee niets of niemand meer dan mezelf, noem me Aldo zei hij me, de Italiaan
en vraag aan Mauro kent hij nog Aldo (hij was zijn jeugdvriend);
van toen hij 8 en toen hij dacht: laat mij je helpen.
En helpen deed hij maar ook Aldo is ietwat paradoxaal misnoegd
en verzuurd en geen jongens enkel mooie jonge meisjes als ze mooi zijn
hehe Aldo jij dus ook? Aldo Dubbelwezen kent zichzelf
maar wij twijfelen nog even.
Wij leerden Aldo net kennen en kneden hem al naar ons gedachtengoed
en helpen hem zichzelf te kneden.
Italianen in Hasselt bestaan niet meer. Alleen maar verstaan we ze
en helpen we ze liefst. Dat ik in sé niet bestond voor hem maar hij
kende me nu en kon wel eens op me rekenen maar ik gaf hem steeds
andere namen en hij leidde een relatief paradoxaal dubbelleven
dankzij mijn toedoen.
Zijn nationaliteit is niets van zijn identiteit.
Zijn geweten laat hem nochtans niet met rust, toen hij,
ietwat nostalgisch vertelde dat hij 18 of 19 of ik was er niet bij maar
hij schoof wel aan tafel bij de racistische schoonvader die hem niet mocht
onder tafel maar kom nou, hij schoof wel bij en zei:
ik ben niet banaal, ik ben niet Italiaan,
ik ben paradoxaal genoeg een gepardonneerd scherpschutter
en in mijn verheven stand zal ik nooit doden, dat heeft hij ook nooit gedaan,
maar ik schuif nu bij en als het u even niet stoort,
uw dochter en ik, wij zullen blijven bestaan als ik ze aan mij verteld krijg nu.
Buiten zal het vanalles en nog wat maar aan tafel zitten zal ik.
Hij verschoof zijn dubbelleven
in twee stukken: zwart en wit.
Nergens nog voelde ik de voldoening naar me kruipen dus ik kroop naar hem,
ik schoof hem mijn handen toe en weigerde beleefd te slapen. Ik was oververmoeid
en eindelijk mooi. Mijn handen bleven schoon maar iemand zorgde voor mijn onder-
gang en doopte mijn schuld in een zaterdag.
Zaterdag wachtte ik op jou. We deden een gesprek. Weer werd er tweemaal een vallende
ziekte gevonden en ontbond die zich tot troetelnaampje,
ik noem je zo want je was toen mijn persoonlijke ziekte die ik ondervond
en bewoonde.
Jij werd draagbaar omdat ik je zo noemde,
deze plek had geen geheimen meer voor ons.
Onder elke steen streelde ik de woorden
die over ons waakten want woorden zijn andere
plekken die we erbij verzinnen en nodig hebben,
soms, als het waait en huilt buiten dat ik geen naam
heb en jij me zult blijven bestaan.
_______________________
En je mond die sprak, nooit zou ik vergeten wat een plek was geworden
en mezelf toesprak in de serene aandacht die je voorschotelde op de
meest onnavolgbare momenten, ik luisterde aandachtig en keerde
mezelf weer om en mezelf keerde zich weer om en -
We liepen onszelf bijna te pletter maar noemden het liefde.
Deze stad was er ideaal voor, iedere weg ontspon zich in de
naasten naast ons en wij weigerden maar de kieskeurige lippen te benoemen
voor wat ze echt waren, spraakzame ambacht, die de treurnis
zichzelf noemde in de plaats waar ze was en aanstalten maakte
zichzelf te verzinnen want weet je nog hoe alles virtueel was
hier.
De Italiaanse luchtmacht die me voor de ogen danst
virtueel
De weinige woorden die kermen en vormgeven dansen maar zijn ook
virtueel
Jouw blik op mij gericht
looking at people looking at me
virtueel en erbij verzonnen op de koop toe. Dit is het volk.
Ze staren naar mij die zich omdraait en mijn ik die zich draait in zijn draaien
ik waai en storm
maar ze blijven staren dus ik weet ik zal blijven bestaan
net zoals een stad zal blijven bestaan want ook hij heeft een naam die bestaan heeft,
en als de stad zich keert zo ook ik.
De stad is mijn rug en ik zoek hem.
Ergens moet er meer zijn van dat waar ik aan de mond de lippen zet.
The usual:
Smalltalk, smalltown DJ play the song please
bzzzzt zegt de DJ Bronski Beat in de oren en
zo rap dat dat gaat dat praten op café
als we het zat van onze mond vegen en
geeuwen en zeggen dat dit altijd zo zal zijn
en nooit zo zal blijven wegkwijnen.
Ik zit en staar en zo u ook Aldo die heel de tijd geeuwt
en de snelle mensen vertraagt.
Ergens kermt een woord,
de wind blijft en wij ook.