Ik boetseerde je uit de leemte
die me toen omringde
en schoot een arend wiens ogen je kreeg
waarmee je dan haarscherp kon zien
prikte twee wolvenoren in je hoofd
die je iedere ritseling lieten horen
en je mond die maakte ik
van wel duizend nachtegalen
waardoor je ’t dichtste woud zou verlichten
en je hart was dat van een walvis
omdat ik geen groter kon vinden
en dan was ik verbaasd
dat jij je eigen weg wou gaan