Het was een magische nacht vol chemie, gemarineerd in een serieuze dosis alcohol. De expliciete details ga ik je niet vertellen. Ik zou zeggen ‘girls don’t kiss and tell’, maar over de kisses valt er niet veel te vertellen. Wel over de tederheid. Over de rugmassages die me deden snakken naar meer. Over die seksuele onervarenheid, waar een ervaren dekhengst als hij me wel overheen wilde helpen. En dus over de kneepjes van de kunst der liefde.
Voor we het goed en wel beseften, sijpelden de eerste zonnestraaltjes tussen de rolluikjes die het dakraam bedekten van binnenuit. Daar lagen we dan, hand in hand. Mijn hoofd in zijn armen. Onze benen met elkaar verstrengeld als de oortjes van een MP3-speler nadat ze een dag los in je jaszak hebben gezeten. We waren bijna niet meer uit elkaar te krijgen. Zelfs onze harten waren in de war, maar voldaan. Met mijn ene oor op zijn borstkas luisterde ik naar zijn hartslag. Zelden heb ik een hart zo traag horen tikken. Alsof hij zodanig in die moment wilde blijven dat zijn hart stiekem probeerde om de boel te vertragen.
Zo lagen we te kijken naar de opkomende zon, die in stilte een nieuwe dag en een ander leven aankondigde. Een leven waarin hij verloofd was met een ander, en een leven waarin ik deed alsof mannen mij niet konden bommen. Want er zijn trofeeën te winnen, in plaats van zelf tot trofee herleid te worden, weet je wel.