Een avondje stappen in de Antwerpse nacht loopt volledig uit de hand.
"Koffie" , vroeg ze.
Ik knikte instemmend en voegde er aan toe "Suiker en melk, en misschien nog een paar koekjes liefst Petit Beurs van de Beuckelaer of is het Lu" (het zijn niet mijn favoriete koekjes maar in deze situatie, wanneer je pas iemand interessant leert kennen lijken ze me het meest geschikt)
Ze verdween even in de andere kamer en kwam terug met een dienblad dat de goederen waarom ik verzocht had torste. Ze had zelfs een tas voor zichzelf meegebracht.
"De koffie staat hier altijd klaar", verklaarde ze zich nader
"Laten we maar onmiddellijk ter zake komen, mijnheer ...."
Het was duidelijk dat ik de puntjes moest invullen.
"Verreckt", vulde ik in.
Ze keek me een beetje niet begrijpend aan.
"Johnny Verreckt, dat is mijn naam"
"Oh, excuseer, ik dacht even,..."
"Ja, het is een tamelijk eigenaardige naam, mijn moeder had tijdens haar zwangerschap geen tijd gehad om een naam te bedenken, mijn vader interesseerde zich niet aan een naam voor mij. En dus kwam mijn tante met de naam Dirk opzetten en zo werd ik steeds, overal waar ik kwam Dirk genoemd.
In de lagere school zat ik echter tot mijn verbijstering met vier Dirken in de klas en na een stakingsactie van de leraars werd beslist om mijn voornaam te veranderen in Johnny. De andere Dirken mochten hun naam houden want er was een dikke, een magere, een rosse en een lange Dirk. Ik was ook ros maar eerder blondros."
"Mijn naam is Vera, mijn achternaam is van mijn man, die mag ik zomaar niet aan iedereen doorgeven"
"Behalve aan je kinderen natuurlijk" ,voegde ik er aan toe
"Natuurlijk, maar mijn man is heel bezitterig en daarom heb ik nooit kinderen gehad"
Ik hoorde een verdrietige toon in haar stem.
"Het spijt me"
"Ach ik ben er nu al een tijdje overheen"
De suiker in de koffie was van een uitstekende kwaliteit proefde ik.
Wat hieraan vooraf ging
De zon beet een stuk uit mijn nek toen ik de straat opwandelde. De zonnebril, nu echt een verplicht accessoire, milderde de pijn van het felle licht en was ook ideaal om mijn rood doorlopen ogen te verbergen, eigen aan een enorme kater.
Deze specifiek kater was geen ordinaire doordeweekse straatkater maar had een mooie internationale stamboom. Een vertakking naar de Franse Bourgogne streek, een paar liter gerstenat uit de lage landen, wat exotische ruminvloeden uit Cuba. Maar de laatste glazen Laphroaig, die Schotse bastaard, in café Bal Marginal waren er waarschijnlijk teveel aan.
Ik had mijn bebloede kleren weggemoffeld in een verzamelcontainer van kleding voor Afrika. Een DNA analyse hel. Het was niet mijn bloed en weefsel maar toch..
Een kater ; dat licht grieperige gevoel, bonzende slapen, een droge mond en een schreeuwerige hoofdpijn ergens in de verte die af en toe wat dichterbij kwam.
Zoals de Amerikanen tijdens de oorlog zeiden, “walk it off”. En daarmee was ik bezig.
Montignystraat, rechts de Cuylitstraat in.
Mijn oog viel plots op een huis waar ik nochtans al honderden keren was voorbij gelopen zonder verdere aandacht aan te besteden. Maar zoals je kan hebben met een vage bekende, plots raakt die je, zie je die pas echt en krijg je die onzichtbare connectie.
Ik bestudeerde het uitgebalanceerde palet van oker waarin het huis was geschilderd. Het was netjes onderhouden, mooie inheemse planten voor de deur, hoge verdiepingen en zo (door de raam te zien) verfrissend sober ingericht.
Ik kon maar tot één conclusie komen, in dit huis, met nummer 64, moesten interessante mensen wonen. Mensen die je graag te vriend hebt, die je kan uitnodigen op een barbecue zonder dat ze brand proberen te stichten. Mensen ook die je zonder risico het onderhoud van je planten en aquarium toe kon vertrouwen wanneer je op reis bent. Ze zouden niet gaan snuffelen in je persoonlijke zaken.
Deze mensen moest ik leren kennen en ik twijfelde dan ook geen moment langer om te drukken op de onderste naamloze bel. Een vrouw die misschien net niet exact 40 jaar eerder was geboren deed niet al te lang later de deur open. Ze vroeg me onmiddellijk en volkomen begrijpelijk natuurlijk waarom ik aangebeld had.
Ik bracht haar op de hoogte van de situatie zonder al te veel in details te treden. Begrijpend knikkend vroeg ze me om binnen te komen. Ik stak mijn zonnebril weg en heupwiegend ging ze me voor; door de gang, eerste zijdeur rechts naar de leefruimte. Ik nestelde me in de zetel die ze me aanwees.
"Koffie" , vroeg ze.
Wat nog eerder vooraf ging
"Koffie" , zei ze.
De mooie dame, aan de andere kant van de toog, maakte een lelijke deuk in mijn door alcohol opgewekte euforie.
Een antwoord dat je niet wil krijgen als je een beetje baldadig vraagt om een dranksuggestie. Een antwoord ook dat erop wijst dat het in je huidige toestand niet aangewezen is om je nog verder te verdiepen in glazen. Of in haar…
“Je hebt gelijk schat. Tijd om te gaan”
Ik weekte me los van de bar en verliet het etablissement. Troostte me met de gedachte dat ik alsnog een goede indruk had gemaakt. Ze zou me zich niet herinneren als de zoveelste smachtende dronkenlap, als ze me nog ooit zou herinneren.
Proberend zo natuurlijk mogelijk te stappen maar de blikken van enkele tweevoetige passanten wezen erop dat het geen succes was. Botsingen met spookgangers (er zijn toch ook spookrijders) ternauwernood vermijdend rijpte in mijn beneveld brein een geniaal plan. Een stop bij het legendarisch, tot in de zeer vroege uren, geopend frituur nr. One. Dat zou me zeker terug bij mijn positieven brengen, bovendien was ik sinds enige tijd vergeten te eten en mijn maag maakte me daar met krolse geluiden attent op.
“Dag Maria”, riep ik al van ver, over de hoofden van een hoop Nederlandse toeristen die voor het frituur samenhokten om onze unieke delicatesse te proeven. Of misschien ook allemaal een beetje dronken als ik. Iemand had de inhoud van zijn pak frieten al voorverteerd en demonstratief op de kasseien achtergelaten. Moeiteloos weerstond ik aan de verleidelijke aanblik en bestelde me toch een verse portie. Zou trouwens ook niet goed zijn voor de zaken van het frituur.
Een kleine met tartaar, zonder zout, een cervela special en een blik cola later voelde ik me in de perfecte staat om toch nog een laatste glas te drinken in mijn stamkroeg “Bal Marginal”.
Handig gelegen op kruipafstand van mijn flat (wel even de tramsporen in het oog houden) en ook wel de hoofdreden dat ik daar een flat had gekocht.
Het was ondertussen ongeveer vier uur in de ochtend en de kroeg baadde in de onwezenlijke sfeer die eigen lijkt te zijn aan dit uur. Het café had meer weg van een slagveld dan van een plaats waar men vrienden ontmoet en de dorst lest.
Glas op de vloer begeleidt krakend mijn weg naar de toog. De walm van verschraald bier en sigaretten irriteert mijn neusgaten. Zonder veel omhaal, haal ik mijn vertrouwde bartender achter de toog uit de schemerzone tussen waken en slapen door te bestellen.
“Laphroaig, dubbel en zonder ijs, zoals gewoonlijk”
Lichtjes kregelig en verstoord in zijn halfslaap zet hij me het glas voor en noteert het in zijn kasboek. Geen woorden.
De barkruk die ik genomen heb is nog lekker warm van het achterwerk van de vorige bezitter. Ik laat mijn blik door het etablissement glijden.
Enkele, duidelijk aangeschoten, vrouwen staan ritmisch op een geïmproviseerde dansvloer te zwalpen, de dreun van de bassen fungeert als pacemaker. De vrouwen worden getaxeerd door enkele mannen in verschillende staat van dronkenschap en geilheid, verspreid rond de tafels en tegen de muren. Een gedegenereerde paringsdans.
Een koppel aan een tafel zou het zich makkelijker kunnen maken door een bed, zetel, of zelfs tafel te gaan opzoeken om hun copulatiepoging toch iets te vergemakkelijken. Links naast me aan de toog zit een vrouw te grienen.
Een man duidelijk nog nagenietend van een verlossende trip naar het toilet komt op me af.
“ He, ik zat hier “, zegt hij, wijzend op de barkruk die ik genomen heb.
“Maar heu... blijf maar zitten hoor. Ik neem hier wel een andere.”
De gedachte om hem zijn barkruk terug te geven was zelfs nog niet bij mij opgekomen.
Hij nestelt zich naast mij.
“ Hoi, ik ben Didier “, stelde hij zich voor, “ Didier Verstreke .”
Ik schud zijn klamme hand die hij heel demonstratief naar me uitsteekt.
“Mijn naam hoef je niet onmiddellijk te weten “, repliceer ik.
Mijn kordaat antwoord schrikt hem niet af, integendeel hij biedt me nog een Laphroaig aan.
“Ben”, zeg ik nog tegen de barman, “dubbel hé”
Ik breng de nieuwe aanwinst naar mijn lippen en maak routineus een zegenend gebaar in zijn richting. Terwijl het vocht zich door mijn keel een weg naar duistere oorden baant nam ik hem op.
Didier was een slachtoffer van roos, de confectie-industrie en slechte eetgewoontes.
“Ik ben vertegenwoordiger” , zegt Didier ongevraagd “Vertegenwoordiger van Intelex IT Solutions, je hebt er zeker al van gehoord “.
Onverstoorbaar ging hij verder.
“Interessante markt ... nog volop in expansie ... wagen van de firma ... eigen baas ...bla bla bla”
Als een gehersenspoelde dramde Didier zijn lesje op. Hij begon te zweten.
“Ik verdien soms 6.000 euro op een maand.”
Het irriteerde hem dat ik niet onder de indruk was en hij deed er nog een schepje bovenop.
“ Netto “
Een geeuw net niet onderdrukkend nam ik nog een slok.
De speakers spuwden ondertussen een nummer van de Godfathers uit.
Didier keek de naamloze vreemdeling aan die , hij zag zijn lichtgrijze ogen nu op hem gericht.
Hij opende zijn mond, maar wat hij ging zeggen ( wat ging hij zeggen ? ) bleef in zijn keel steken. Iets zwelde in zijn hoofd en hij voelde onmiddellijk dat zijn hoofd te klein geworden was. Zijn hersenen vormden een kreet die zijn stembanden nooit zou bereiken.
BLOP
Een dof kreunend geluid.
Didier spatte als een zeepbel uit elkaar.
Alles ging plots in slow motion.
Bitsig en in real time debiteert Chris Coyne zijn tekst.
Birth – School- Work-Death
And heroin was the love you gave
From the cradle to the grave
Boys and girls don't understand
The devil makes work for idle hands
Plots was Didier overal ; op de grond, de marmeren toog, tegen het vergeelde plafond, de pastelkleurige muren, op het gezicht en kleren van de laatste klanten en zelfs in mijn glas. Het was een spektakulair schouwspel. Een macabere action painting.
De vrouw links van mij was gestopt met huilen maar van diep in haar keel zwol een klaagkreet aan.
Verder, en tegen de klok in, was Ben de barman rood bespat en lijkbleek reflexmatig naar zijn telefoon aan het zoeken. Zijn werkblad, het afwaswater, de glazen, de flessen op het rek achter hem, de Lenco’s, het mengpaneel, alles was bezoedeld met Didier’s bloed en weefsel.
Naast de toog, tegen de muur was een uitgeknipt silhouet van een kerel die nu op zijn knieën gevallen was. Nu hij zich losgemaakt had van de muur zag je haarscherp waar hij gestaan had.
Yeah I been high and I been low
And I don't know where to go
I'm living on the never never never
This time it's gonna be forever
Verder aan een tafel was iemand halverwege het binnengieten van zijn bier, halverwege met die handeling gestopt. De man naast hem was nog rustig aan het slapen, om waarschijnlijk straks in een real-life nachtmerrie te ontwaken. Tot aan de voordeur reikten de spatten, de raam ernaast, de Sanseveria's, de spiegels aan de rechtse muur. Geen plekje in de Bal Marginal was nog maagdelijk, gespaard van bloed.
I'll live and die don't ask me why
I want to go to paradise
And I don't need your sympathy
There's nothing in this world for me
De licht aangeschoten vrouwen waren gestold in hun toch al niet zo levendig dansje.
En dan kwam er die verschrikkelijke stank vrij ; de geur van bloed en ingewanden heeft een metalige ondertoon. De geruststellende zure bierwalm was nergens meer te bespeuren. Rechts naast me zat het onderste gedeelte van Didier, zowat vanaf de middel, na te lillen op de barkruk.
Ben had puur instinctief de telefoon gegrepen en het alarmnummer ingedrukt. Hij probeerde echter tevergeefs te formuleren wat er zich even tevoren had afgespeeld. De meeste cafébezoekers, zij die nog op de been waren, ontwaakten uit hun verdoving en stormden gillend en vloekend naar buiten. Ik proefde het lauwe bloed op mijn lippen. De smeerlap was er goed in geslaagd mijn nacht te verbrodden.
Ik stap even later het café uit, de frisse Antwerpse nacht in. Voorzichtig fluitende vogels, Politie- en ambulancesirenes achter mij in de verte.
Ik open de deur van mijn flat, neem toch nog maar een douche en laat me daarna gewillig in de wurggreep van Morpheus vallen.