laat ons zeggen dat de klinkers wankel liggen
dat daarom je armen trillen op het modulerend ritme
van de kinderwagen die de kleinsten in slaap
de oudsten in een heropname
van al wat leeft en kronkelt stopt
laat ons zeggen dat rioolputjes je enkel doen haperen
omdat ze verstopt zijn en jij met je hoofd in de wolken
dat je daarom je veters vrijuit laat slingeren om te beamen
dat deze stegen ooit vreemd en kleurrijk je ervan vergewissen
dat de rijhuizen ook bruisen zonder jouw beschonken adem
laat ons het ingeduffeld geduld als tweede natuur benoemen
de onrust als bijzaak zoals de fopspeen een laatste toevluchtsoord
waar je nog steeds vrouw bent meer zelfs dan ooit tevoren
dat het alles is waar je op hoopte
laat ons ambities niet opbergen maar bestendigen
tot er meer is dan schouderophalend reizen
in een wereld die je heus niet hoeft
tot er meer is dan klimmen en fladderen
je kan ook opbollen en laten hangen
we hoeven niet te spreken over het leed dat je nooit zal weten
weg te nemen het gekrijs en jij aan de verkeerde kant van de deur
alle keren dat het vlees oneffen valt over de borduur
de maagdelijke armpjes die schuren
en jij maar mompelen dat het wel slijt
je hoeft niet te pitsen aan de vieze randjes
van al wat samen sterker staat jezelf in de voet te schieten
bij de zoveelste verloren sok te wikken en te wegen
welke omhelzing te slap te strak te streng jezelf verloochenen
laat ons wapperen in de dagdromen
waar jij weer vijftien een lichaam bewoont
gekocht op de groei