“Bij jou kom ik tot rust,”
zegt hij,
terwijl ik heen en weerloop
met zijn natje en zijn droogje.
“ Kom even zitten,” dreint hij steeds.
Maar hij begrijpt niet
dat ik dat
niet kan.
De trein in mij
is een hoge snelheidslijn
tussen mijn hoofd en
mijn uitstekende ledematen.
Mijn hart is geen tussenstation.
Als je mij voorbij ziet schuiven
lijkt het of je zelf beweegt.
Heel even van je stuk gebracht.
Maar de tocht doet je beseffen
dat jouw beweging
slechts een illusie is.
Om jou heen gebeurt mijn leven.
Blijf zitten en ontspan.
Ik trek snelle strepen
van lege lucht aan de horizon.
Wil je me volgen beweeg dan mee.