Herfstbladeren vallen niet, ze wiegen de zomer in slaap. Als ge zo oud zijt als ik kijkt ge nu eenmaal anders naar het leven. Ik heb dan ook tijd om over die dingen na te denken. Ik ga nergens naartoe, alleen mijn gedachten hebben de luxe af te dwalen. Ze komen en gaan zoals de reigers. Ge moet weten dat het hier serieus veranderd is sinds Jan en alleman het domein mag betreden. Het was ineens gedaan met de rust. En oké, kabaal en geschreeuw vervliegt. Ge geraakt er met de tijd aan gewend. Maar waarom vinden jullie, mensen, het nodig om hartjes en namen in mijn huid te kerven? Dat ge dat op een muur doet kan ik nog begrijpen. Een muur leeft niet. Maar op een boom! Los van het feit dat het pijn doet, is het ook levensgevaarlijk. En ge moet daar niet mee lachen. Als gij in mij snijdt en de verkeerde bacterie nestelt zich in de sleuf, dan wordt die snede een gaatje. Dat gat wordt groter en voor ge het weet … Enfin, ge zult het niet weten want tegen dan ligt gij al lang onder de grond. Zelfs uw kleinkinderen zullen het nooit weten. Maar voor ge het weet ben ik dus helemaal uitgehold vanbinnen. Dan is het wachten op een rukwind die mij uit mijn lijden zal verlossen.
Gij snijdt toch ook geen levende dieren? Mocht ge mij meer als dier beschouwen, ge zoudt tenminste moeite doen om rekening te houden met mijn gevoelens. Niet dat ge boomknuffelaar moet worden, laat dat duidelijk zijn, maar wij bomen doen meer dan bladeren van ons afschudden en nieuwe scheuten krijgen. Wist ge bijvoorbeeld dat wij kunnen communiceren met insecten? Als ik last heb van een ambetante parasiet, laat ik van mij ruiken. Dan trek ik insecten aan die dol zijn op die parasiet. En als de wind mijn geur meevoert, worden mijn familieleden verwittigd van het naderende onheil. En dan zwijg ik nog over onze wortels die ingenieus met elkaar verbonden zijn. Wij zorgen voor en spreken met elkaar, beste mens. Gij kunt dat alleen niet horen.
En als ik even mag terugkomen op de vergelijking met dieren: het onderscheid tussen fauna en flora is ook maar uitgevonden door een mens hé. Het is máár een categorisering. Uiteindelijk leven we allemaal. Ook wij eten, drinken, communiceren, planten ons voort – wat ik trouwens geheel terzijde etymologisch een mooie uitdrukking vind – en passen ons aan de seizoenen aan. Maar omdat wij bijvoorbeeld op een andere manier eten en drinken, zijn we voor u geen dieren. Gij kunt ook onze emoties niet lezen. We staan erbij zoals een lantaarnpaal, is het niet? We lijken onverschillig neer te kijken op ons lot. Misschien is dat wel de reden waarom gij niet naar ons omkijkt.
Soit, ik ben er nog. En ik zal hier nog wel een tijdje blijven staan, in het Rivierenhof. En al die tijd heb ik een prachtig zicht op Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Ik wuif geregeld naar haar. En als de wind goed staat, hoor ik haar stem die na al die jaren nog even helder klinkt. Toch iets waar jullie mensen goed in zijn.