Marcel en de roep van de uil

8 okt 2017 · 36 keer gelezen · 1 keer geliket

Het gebeurde in het zwart van de nacht. De sterren waren uit de hemel geplukt en ook de maan zat in de plooien van de donkerte verscholen.

Marcel lag naar de roepende uil te luisteren. Een krassend, onheilspellend geluid. Hij vroeg zich af wat het te betekenen had. Vreemd genoeg voelde hij zich niet ongerust.

Sinds Marie gestorven was, dekte de slaap hem altijd toe met een onbestemde angst – daarom bleef hij in de zetel liggen – maar deze keer bracht de onvoorspelbaarheid van de nacht hem niet van de wijs.

 

Hij had vanavond de sofa naar het raam gedraaid en vroeg zich af of het daarmee iets te maken kon hebben. Nooit eerder had hij de meubelen verplaatst. En voor het eerst in zijn alleen-zijn had hij ook de televisie uit laten staan, had hij het gedichtenboek dat Marie zo dierbaar was willekeurig opengeslagen en zijn ogen over de letters laten glijden.

Tot hij de ongekende duisternis en de roep van de uil opgemerkt had.

 

Telkens Marcels oogleden dicht zakten, wurmde zijn geest zich terug uit de slaperigheid. Hij wilde niet slapen. Niet nu. Hij wilde het verhaal van de uil kennen, want hij was voorbode van uitzonderlijke gebeurtenissen, als hij Marie’s woorden wilde geloven.

Zijn echtgenote mocht dan al vier maanden overleden zijn, hij voelde nu en dan toch haar aanwezigheid. Daarom ook zou hij nooit dit huis verlaten. De herinneringen aan hun leven samen kleefden aan de gebloemde muren, leefden in stoffige kieren en gaten, slopen zijn hoofd binnen langs de vlammen van de houtkachel. Neen, nooit zou Leia, zijn dochter, hem hier kunnen weghalen. Dat wist hij zeker.

 

Een harde klap tegen het raam deed Marcel opschrikken. Hij hief zijn hoofd op, gooide de deken van zich af en ging rechtop zitten. Er was niks te zien. Niks te horen. Zelfs de uil was gestopt met roepen. Hoewel de schrik er nu toch een beetje in zat, stond hij op en strompelde door de kamer. Hij opende het raam. De nachtelijke wind woei langs zijn wangen. De zwarte uitgestrektheid slorpte hem onmiddellijk op. Ergens vanuit een spelonk klonk een zachte stem.

“Marcel…Marcel… waar blijf je? Kom dan!”

Hij spande zich in om de stem beter te horen. Was het soms zijn Marie die hem riep?

Zag hij daar iemand in de tuin? Die verdomde donkerte! Waarom was deze nacht alle licht uit de hemel geperst?

 

Hij trok zijn jas over zijn pyjama en liep op de tast langs de gevel van het huis. Hij vroeg zich af of hij iets onder het raam zou vinden.

 

“Marcel… kom… haast je maar…”

 

Weer hoorde hij de zachte stem, maar nu dichterbij. Het was duidelijk: zijn Marie riep hem. Hij moest zich haasten. Zo kende hij haar: altijd haast en spoed, terwijl hij liever langzaamaan deed. Toch versnelde hij zijn pas… en struikelde over de losliggende tegel waarover ze zo geklaagd had. Marcel voelde zijn knieën kraken en zeeg neer op de grond. Stilletjes vloekte hij.

“Marcel, ben je daar? Ben je daar?”

“Ja, hier ben ik!” antwoordde hij boos. “Zou jij je nu eens niet laten zien? We zijn geen kinderen meer, Marie! Je hoeft met mij geen verstoppertje te spelen!”

Voor hem verscheen een witte gloed.  Marcels adem stokte. Ze was er echt.

“Marie?  Wat loop jij hier in je slaapkleed te doen?”

Een antwoord kwam er niet. Wel dichtbij de roep van de uil. Een steek in zijn hoofd.

Daarna dekte de nacht hem met een sterrenmantel.

 

Een hand hield zijn hand vast.

“Marie?” fluisterde hij.

“Papa…”

“Marie, kom eens dichterbij.”

“Papa, ik ben het, Leia. Je bent gevallen vannacht. ”

“Marie, wat zie ik je graag. Ik ben zo blij dat je er bent, dat ik je weer ontmoet heb…”

“Papa toch! Ik ben Leia! Mama is dood!”

“Dood? Ik heb haar verdomme gezien. Zij leeft meer dan ik, hoor je me?!”

 

“Het spijt me papa, maar zo kan het niet verder… Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt, we moeten een regeling treffen.”

De hand gleed uit zijn hand. Marcel opende zijn ogen.

“Marie, zeg zoiets niet. We slaan er ons wel door… Waarom huil je nou? Er kan ons toch niks beter overkomen dan elkaar terug te zien?”

De tranen liepen over haar wangen.

“Mijn lieve Marie toch…”

De vrouw liep naar de deur. Ze snotterde in haar zakdoek. Ze keek niet meer om.

 

De nacht was zwart. De sterren waren uit de hemel geplukt en ook de maan zat in de plooien van de donkerte verscholen…

Ergens heel ver riep een uil. Luider, alsmaar luider. Vanuit een spelonk klonk een zachte stem.

Marcel woelde.

Marie. Hij moest naar haar toe.

“Ik kom, Marie, ik kom…”

Marcel wilde opstaan maar de hekkens aan dit vreemde bed belemmerden zijn benen. Zijn ogen vulden zich met tranen… hij zou te laat zijn om Marie te ontmoeten.

Tranen drupten de hele zwarte nacht op het witte laken dat niet eens van hem was…

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 okt 2017 · 36 keer gelezen · 1 keer geliket