Keni en Tanzi, verdreven naar buches,
waar beknotte dapperheid wordt begraven.
Achtergelaten blikken van witte klei couche
in tenten van dorst en hongerige magen
ginder een metamorfose mannen maakt
en jongens begraaft in de rimboe.
In het dorp ontwaken nu potten en pannen
twee koeien, tien geiten, wat was hun gedacht
alvorens bereid, geroosterde moordplannen
met platte broden gekneed, door vrouwen zo zacht.
Waar jongeren samen de geiten al melken
terwijl versletenen hun eigen alcohol doen leven,
geschenken bezongen en ook weer verwelken
in dansen en liederen die de aarde doen beven.
Ritme en rijst voor roodgekalkte idioten,
voor mannen die terugkeerden als waren het Goden.