Ik voel het,ik moet terug. Elke pluim aan mijn lijf trekt me naar ons nest op dat rode pannendak in Oostende . ’t Is nochtans goed hier aan de Middellandse zee. Geen zware stormen, geen overvloedige regen, geen hevige westenwind zoals daar bij de Noordzee. Toch moet ik terug. Onze soort moet blijven! Mijn ventje Scheefbek vliegt met me mee.
Die zuurpruimen, die wereldvreemde meeuwenhaters zullen ons niet graag zien terugkomen.
Ze weten verdomme niet wat het is om elk jaar opnieuw te moeten beginnen !
Ik, Luidkeeltje , ik weet het wel. Elk jaar opnieuw kilometers vliegen over zee, over velden, langs de Costa Brava, de Costa del Sol, de Costa Blanca.
Langs Costa’s vol zonnekloppers die nooit op eigen kracht vliegen maar in toestellen waar ze ons meeuwen mee ambeteren.
Ik , Luidkeeltje, vlieg over de Pyreneeën, over de Midi, over de Seine en de Loire. Enfin, een hele tocht van talloze vleugelslagen.
Vleugellam ben ik en bekaf als ik eindelijk terug ben.
En dan is er de desillusie. Niets voelt als thuis.
Dat nest, dat nest dat we hadden achtergelaten, dat nest waar vorig jaar nog drie mooie kuikens in zijn grootgebracht is verloederd! Daar heeft niemand nog naar omgezien. Verdomme! We moeten opnieuw op zoek naar takjes , blaadjes,stro halmen, gras en mos; scharrelen en duizenden keren weg en weer vliegen.
Probeer het zelf maar eens met alleen maar je bekje.
Ondertussen hoor je ze weer klagen. Gerda vindt dat ik teveel krijs. Jeannine vindt dat ik te vroeg krijs, Jean vindt dat ik te luid krijs. Marcel vindt dat Scheefbek te veel poept.
Die sukkels weten niets van het meeuwenleven. Zij hebben een dak boven hun hoofd! Zij kunnen hun deuren sluiten.Wij moeten ons nest bewaken, beschermen, verdedigen en onze enige wapens zijn roepen en poepen.
Ik schreeuw, ik schreeuw het uit! Die sukkels verstaan er niets van!
Eieren leggen en broeden, daarvoor ben ik teruggekomen.
Daar zitten ze dan met opengesperde bekjes, hongerige kuikens, kwetsbare en weerloze kuikens, afhankelijke kuikens. Hun leven hangt van ons af, van mij en van hun vader.
Jeaninne kan het niet verdragen dat we haar etensresten uit de vuilniszak nemen. Ze wou die toch niet meer ?
Jean ergert zich aan de poep op zijn autovenster. Ja man, hij weet niet wat het is . Soms doen we het ook van angst in onze broek, versta je ? Gerda is kwaad dat mijn vent over haar hoofd scheert. Ze komt te dicht bij een uit het nest gevallen kuiken en respecteert ons territorium niet ! En Marcel is boos dat we hem wakkerkrijsen. Ja man ,ga dan wat vroeger slapen!
En ik schreeuw en blijf schreeuwen naar Gerda, Jean en Jeaninne en Marcel.
Wanneer gaan jullie ons een keer verstaan !?
Een beetje begrip voor ons zou niet verkeerd zijn.
We willen ons ook veilig voelen, wij willen ook een plek en wij willen vooral geen stress .