volgens twee rode bloedcellen
scheelt er iets met mei
de zilverreiger at die maand
een goudvis en ikzelf
ik dronk te veel bokaaltjes leeg
ze staken vol met embryo’s
van duistere gedachten
stel je voor een doordeweekse
dag die met wat chloor heeft
geprobeerd zijn dorst te lessen
‘jodelaars (enkelvoud)’ dat was
mijn inzending als woordje
van dit wrede schrikkeljaar
tot zeer grote teleurstelling
van mijn vermaarde fanclub
won ik zelfs de troostprijs niet
chot ja mijn zilverbaard blijft
ongeschoren sinterklaas heeft
op zijn boot nog een receptie
willen geven voor de schaduw
van een oorlogskind misschien
ook voor een brave slagerszoon
er is die zanger van een liedje
voor gevogelte dat in een pan
een mooi bruin kleurtje krijgt
je hebt meneer lipinski en de uil
die lezen mij daar wel eens
aan de tamme waterkant
ze kijken nooit naar meisjes
in een ruitjesrok omdat de loper
van het schaakspel sneller is
hij holt de tijd voorbij hij weet
niet eens hoe zwak ik ben
hij mag mijn ziel niet zien
behoed het kind van pijn
dat zeg ik altijd tegen hem
mark koeke heeft een zoo
omdat hij zelf een plaatsje zoekt
voor later als zijn hanenkrop
nog verder zwelt hij zelf
dan een attractie wordt
ik heb ooit aan dat kind verteld
dat het dan gratis onbetaalbaar
wordt het niet meer sparen moet
er zal toneel zijn zowaar overal
zelfs op de stoep van ooit
ook in het koninginnedal
er komt een show met licht
zonder zware accenten en de
maestro van de ondergang
zal alle touwtjes zacht beheren
de harlekijn is wel eens moe
zegt dat pinokkio gelukkig is
hij heeft nooit echt beseft
waarom de vrijheid hem
de voeten ooit aanbad
hij kon alleen maar lopen
in de richting van de zon
terwijl die niet bestond
aan dat verlaten einde
in kleinigheden leeft wel
eens de toekomst zegt een
ooievaar die dode kindjes droeg
hij vraagt zich wel eens af
waarom alles zo opgesloten zit
het vals gebit daar in de mond
van mijn demente moeder
hij heeft daar in zijn dierentuin
echt waar zelfs een giraf
het beest eet haver en het
zoekt naar klaver met een blad
of vier het liefst nog meer
geloof me nooit als ik vertel
over de ijzer hangt vandaag
een beetje mist de lucht
is broos gelijk het glas
dat veel te dun was om te
barsten bij de eerste schok
mijn hart is oh zo sterk
dat zegt het varken altijd
als het opgeladen wordt
ik haat die boer dat wezen
in zijn blinde biotoop ik
hoop alleen maar op een
dag als die vandaag
op beterschap op wat jolijt
hetzij een walvis die goed weet
dat plankton nooit oneindig leeft
meneer lipinski en de uil
zij vragen zich nooit af
wanneer de afloop is de
doop van het onnozel kind
in mei had ik een fan of vijf
want elke maand heeft zo
haar voorkeur voor een
optreden in zure lucht
de klucht vertelde aan
mijn lief en de verlegenheid
heeft nooit lang voortgeleefd
meneer lipinski en de uil
zij weten niet wanneer
ik stoppen zal ze zijn zo
lui ze zitten daar in hun café
ze drinken duvel misschien
wel een koffie donkerzwart
er is die smart de pijn
in mei weet elke vogel
dat zijn jong verloren is
de weemoed weegt
te zwaar hij zal nooit
goed echt nimmer weten
waarom ik heb bestaan
uit de reeks 'Waanhoop'