Mensen zijn dieren. Ze eten, drinken en schijten. Ze paren, slapen en worden brakend wakker. Ze komen ter aarde met een schreeuw en verlaten haar met een zucht. En tussen al dat zuchten en kreunen spookt één vraag door hun hoofd: Wat maakt ons nu zo anders dan die andere beesten?
Onze verwantschap met apen is welbekend. Minder bekend is dat de homo sapiens ook een stevige dosis runder-DNA met zich meezeult. Dat verhaal begon zo’n 8.000 jaar geleden in het Tweestromenland, toen een eenzame boer meer tijd doorbracht met zijn veestapel dan met zijn door baren en zwoegen afgepeigerde vrouw.
De boer had last van hoofdpijn, zuchtte de hele dag door, verloor zichzelf in gepeins en zinloze, onpraktische vraagstukken. Ten einde raad begaf hij zich naar de plaatselijke medicijnman die een harde diagnose stelde. De boer leed aan een ongeneselijke, chronische aandoening: verveling.
Verveling is geen beschavingsziekte, verzekerde de medicijnman. De mens is van nature een verveeld diertje. Hoogstens kan men zeggen dat de verschijningsvormen van deze zielsaandoening erger werden toen de mens - deze bizarre, tweevoetige, naakte aap - zijn nomadische bestaan inruilde voor een bestaan als landbouwer. Hoe meer mensen zich onderwierpen aan bureaucratieën en priesterklassen, hoe meer zij hun leven insnoerden met rituelen en taboes, hoe sterker de aandrang werd om zich te verliezen in allerhande uitspattingen.
Dat gold ook voor onze boer, die snel na de diagnose tot de conclusie kwam dat geen exces buitenissiger is dan je geërecteerde lid in plaatsen steken waar die anatomisch niet tot hun recht komen, zoals de schacht van een gedomesticeerde oeros. Zo geschiedde dat 8 millennia geleden een geslacht van koemensen ontstond, dat zich vanuit Mesopotamië over de hele aardkorst verspreidde.
Die theorie is minder vergezocht dan ze lijkt. Veel gedragingen van moderne mensen verraden hun zoöfiele oorsprong. Zo is copulatie met melkvee een goed gedocumenteerd ontgroeningsritueel bij West-Vlaamse tienerjongens. Ook wie de dagdagelijkse routines van de moderne mens grondig bestudeert ziet meer gelijkenissen dan hem lief is.
Ondanks hun zelfverklaarde trouw aan idealen als individualisme, zelfontplooiing en ‘empowerment’, bewegen de meeste specimen van de menselijke soort nog steeds in kudden. Vijf dagen per week laten ze zich leegmelken in shiften van acht uur. Daarna trekken ze stalwaarts in veewagens met achteruitrijcamera en adaptive cruise control. Op de openbare weg veroorzaken ze zo’n opstoppingen dat ze volledig opgedraaid thuiskomen in hun hoogtechnologische stallen met vloerverwarming, digitale tv en wifi.
Koemensen verkeren in een staat van permanente haast, wat hen ongetwijfeld erg menselijk maakt. Enkel als hun kalfjes liggen te maffen nemen ze tijd voor zogeheten ‘quality time’. Dit ritueel verloopt steeds in hetzelfde stramien. De stier bestijgt zijn koe, die ogenblikkelijk ten prooi valt aan verveling. Deze drie minuten durende fase geeft het vrouwtje de gelegenheid om de gebeurtenissen van het voorbije etmaal te herkauwen en plannen te maken voor de volgende dag. Na afloop stort het mannetje zijn zaad tussen de poten van zijn wijfje en valt snurkend in slaap. Soms leidt deze poging tot intimiteit tot de inseminatie van het koemenswijfje. Meestal echter sterft het stierenzaad een roemloze dood op de venusheuvel van het vrouwtje.
Koemensen zijn rijk, gezond en weldoorvoed, maar vergis je niet: Hun bestaan is levensgevaarlijk. Velen sterven van verveling. Sommigen komen in opstand – al weten ze niet tegen wie. Ze worden opgejut door een influencer die in hun lusteloosheid een nieuw verdienmodel ziet. Ze breken hun stal af en schijten waar ze staan. Geconfronteerd met hun eigen afval verwijten ze ‘de wetenschap’ en ‘de overheid’ dat die nog steeds geen tovertruc hebben om hun stront te doen opgaan in het ijle of op z'n minst te voorzien van een vleugje lavendelgeur.
Nochtans is de koemens vrij en ongeketend. De poort staat wagenwijd open. Wie de stal wil verlaten moet enkel nog een gracht overspringen. Koemensen hebben echter stramme knieën. Een leven lang ter plaatse trappelen heeft hun gewrichten aangetast. Zelfs voor de sprong naar de vrijheid roepen ze de hulp in van wetenschap en overheid. De kuddedieren blijven dan ook liever waar ze zijn: in hun luxestallen met vloerverwarming, digitale tv, wifi en de ammoniakgeur van zelfgebakken lucht.
Pieter Van der Schoot